Aan de voeten van de besneeuwde bergen
Donkere hemel
Donkere foto’s
De verborgen sporen in mijn stilte
Een monnik die zijn lachen vergeten is
In de klaagzang van een oude vrouw
Verliefdheid is een reis
Resultaten voor het trefwoord donkere
mijn adem stokt
in een kleine vooravond
omzoomd door krijtkleurige muren
behangen met Turkse tapijten
ik schraap mijn keel
in een kleine achterkamer
zo eigen aan de verduistering
van het laatste daglicht
minpuntje;
de ramen sluiten niet
als mijn sponsachtige maag
dagresten verteert
ik zet thee met sinasgeur
om de stuiptrekking te dempen
ik sluit het raam en verzucht;
er gaapt een kloof in ontzielde nachten
Op deze duistere dag der verdoemenis
Druilt het gras weelderig in vieze tinten
En terwijl een ijzige kou mij innig omarmt
Brandt het licht van wedergeboorte.
Ongezien ontketent zich een verlossing
Aan beperkende gedachten van onvermogen.
Een nieuwe tijd breekt aan,
En niemand bemerkt de betreding
Van dit wonderlijke, overstijgende,
Tergende en verschonend functioneren;
Dat zichzelf en de wereld wast
Met aandachtige werkelijkheid.
Hoop ontvouwt zich in donkere dagen;
Een kaarsje verlicht de wereld
Als Metta in hopeloze ellendigheid.
Een nieuwe tijd breekt aan,
Een nieuwe tijd breekt aan!
“De mens, die in enigerlei richting naar het betere streeft, maakt zich in gedachten
veelal voorstellingen van te verkrijgen resultaten, welker totstandkoming
hij bij dieper nadenken als niet te bereiken uitslag
van zijn pogingen moet aanvaarden.”
( J.L.J.J. Harms, Toepoel’s Hondenencyclopaedie
tweede bijgewerkte en zeer vermeerderde druk )
Aan het eind van mijn Latijn staat enkel nog de hondenencyclopedie overeind
in de boekenkast. Ik hoef niet langer een bibliotheek
maar een mand
voor mijn honds bestaan.
Van een Dostojevski onthoud ik slechts de donkere dagen:
de schurftmijt plant zich voort onder zijn ongeborstelde haren
hij ligt aan de ketting
ergens
in het diepe ruim
waar ratten hun snippers printen in vergeelde vellen.
Ik zoek een mand voor mijn honds bestaan, ik wil niet
eeuwig blijven zwerven.
Ik moet jouw sappige kluiven niet. Geef me mijn hondenencyclopedie
om er ons in terug te kunnen vinden
ons samen te begraven.
Ik wentel me
in het schijnsel van je verbeelding,
jouw zoektocht naar woorden.
Donkere straten
verbergen de beeltenis van klanken,
plooibare dromen
als toevluchtsoorden.
Ik wil je zo graag eens horen,
het timbre van je stem
in volle zinnen gehuld.
Misschien komt dat er ooit nog van,
met alle akkoorden van m’n liefde
en een engelengeduld.
Ze liggen
altijd op
de loer
destructieve
krachten
in
scheppende
momenten een
donkere wolk
boven kolkende
blauwe zee
geselen
stormwinden
waait
creatieve energie
nijgen
vlinders
bloemen
open
verspreiden een
zoete geur
In de verstomde holte van een traan
bouw ik onachtzaam een kaartenhuis,
omgeven nog door mijmeringen
over het vorige dat zo plots viel.
Want zo ik nu weet
kan men niets dan treurnis bouwen,
op de fundering van een meermaals gebroken ziel.
Toch waag ik mij eraan.
Uiterlijk vertoon van bravoure, zelfs ietwat frivool,
maar de donkere nachten snijden de wonden
en in het requiem van ’t kaartenhuis
klinken de rouwende noten
waartussen ik thans opnieuw dwaas dool.
Recente reacties