in lommer bekommerd de lommerd
zich domme drommen die brommen
hij is een afzetter
die profiteert
één vinger
wordt
een hele hand
eens was ik er ook
“wat bied je me hiervoor?”
hij zette zich af
het staat nu nog
bij mij in de boekenkast
in lommer bekommerd de lommerd
zich domme drommen die brommen
hij is een afzetter
die profiteert
één vinger
wordt
een hele hand
eens was ik er ook
“wat bied je me hiervoor?”
hij zette zich af
het staat nu nog
bij mij in de boekenkast
Hij sleutelt aan een autobom
Houdt zich van den domme
Men noemt hem: eenzame wolf
Een heuse indianennaam
Bijzonder fenomeen
Voor deze doorsnee Noorse
Kunstmestverzamelaar
‘Ja ik mag jou wel,
je zegt maar heel weinig domme dingen.’
De voordeur leunde iets naar voren.
Samen ‘vluchten van schuilhut naar schuilhuisje’,
wij keken naar haarkloven, speldenprikken;
‘het weer van alle mensen’ rolde aan.
Een duif vloog tegen de dakkapel,
zo een roekeloos begin.
Ik consumeer De Domheid vanavond in de vorm van een tv-presentator.
Ik zie het zo helder: hoe hij vragen stelt en de hemel dichtnaait.
Ik stoot iemand aan die het ook ziet, er ook van walgt: dat Domme.
Ik trakteer de hele kring van kijkers op een hele rake opmerking.
Ik entameer een lachsalvo waar seismologen even goed van bibberen.
Ik help zowat eigenhandig een zieltogend biermerk weer in het zadel.
Ik lever een bijdrage aan de coherentie van de avond, van het land.
Ik weet: de Domme tv-presentator gaat met de eer strijken, niet ik.
Recente reacties