Resultaten voor het trefwoord dijen

* – nicole de korte

Het water schittert
Op jouw schitterende gezicht
Wij alleen met de zon en de maan
Jouw lichaam is zacht en zoet
Ik wil maximaal komen, en nooit weg gaan
Het water klimt tot aan mijn dijen
Nu koud, zo direct warm
De intensiteit van ons vrijen
Waar ik zo lang op heb wacht
Twee zielen exploderen tot majestueuze kracht
Geen wereld, geen kut maatschappij
Alleen jij en ik in het hier en nu
Maakt dat alles perfect is
En wij zijn voor altijd vrij…

de problematiek van de postmoderne lilith die zich in universiteitskantoren ophoudt: een discours analyse van nuytsiaanse improvisatie in g (geluk, gekte, grotesk geheim) – tijl nuyts

Zij is hun favoriet, hun stokpaardje, hun pronkstuk
schuchtere lippen van oudroze, gedetermineerd, leren jasje
lokken opgestoken als suikerspin, ogen als geglazuurde kralen
Zij dolt in rozentuinen, waait af en toe langs op de faculteit
o en wanneer ze komt langsgewaaid en plots in het atrium staat – gebloesemd, ontbot –
zijn ze zo intens gelukkig, dat hoef ik je niet te vertellen

De haren gaan los wanneer zij ontvlamt in aarzelende avant-garde
spelden tuimelen op de grond, haarband, tinkelende oorringen als traantjes
de ramen zijn spiegels wanneer zij
van bil gaat in bedompte universtiteitskantoren, brandend van ambitie
De man met de in punten gedraaide witte snor
vakkundig gesnoeid baardje
theoreticus natuurlijk
O o oooh

Kietelende voetnoten worden geplaatst bij haar
discours van seks, drugs en rock and roll
Ze gaan uit hun dak wanneer zij hen improviseert in G
liefkozend noemen ze haar Gretchen, G-spot, Gekte
trillende vingers langs duivenwangen
Er wordt een narratieve analyse van haar erogene zones gemaakt
onder de loep, onder de loep met die benen,
een vertwijfeld bacchanaal
de wetenschap kantelt tussen haar dijen,
de ivoren tonen vertoont barsten, onkruid tiert
welig waar de zon niet schijnt
O o oooh

Spettervlam, opblaaspop
daar gaat u te ver – ik heb mijn twijfels bij –
literatuur krijst haar botten aan splinters
begraven zigeunerharp, straatmadelief
Lilith, wat doe je toch met me?

Sprankels sparkles spietspatvuurwerk vol
glimmering en shimmering – geeft u echt enkel college
om middernacht?

De auteur is dood! Oei, oei, oei
wat een zootje, wat een troep
al dat bloed en al dat huilen
en dat net na fellatio
zet de sirenes een beetje zachter alsjeblieft
ik moet morgen vroeg op – ontiegelijk vroeg
Kijk zie je wel – hé, kan het godverdomme een beetje zachter? –
daar is de Godenschemering al!
komt over de daken piepen in oranjerood
grijs als sigarettenrook – de auteur is dood! –
Lilith rookt lange sigaretten – ah en wee – dunne potloodlijntjes
damp, rook, foetsie, verkankerd oei oei oei geen kik meer

Daar gaat ze in publicatiewoede en andere beslommeringen,
op naar niemandsland, ogen draaien weg in hun kassen, sehnsuchterig komt zij klaar, zij
deconstrueert, ontvlamt, wordt opgetekend,
aangetekend, gebijsluiterd, prozaïsch bewierrookt
Lilith, Lilith, kijk eens VERRASSING
Oh het is een hondje!

O ze is zo unheimlich, Jungfrau Spleen,
ze fluistert in Zaum wanneer ze achter het stuur
gaat zitten – dit wordt een dolle rit, professor
Garcia Lorca ligt bedolven in een keurig massagraf
hij kreeg wat te verduren – hoedje af voor de modernisten!
arme arme arme Bernarda, het was niet gemakkelijk, ik weet het, ik weet het, maar wat verwacht je dat ik doe?

Dolle pret wanneer zij komt
Mejuffer rozebottel
wat is ze me een schreeuwertje
nevelsliertje, hautain, vernuftig, inventief en wat een glimlach – witter dan wit

Even plotseling als zij gekomen is verdwijnt zij weer
op naar haar vulkanische rozentuin, haar land van nooitgeweest,
haar paradijs van toen van schemerzoen
Daaa-aag, lieve oude mannen met grote plannen
grote ideeën, wilde dromen, professoren
Daaa-aag

Één twee drie weg is ze
in haar roestig 2 pk’tje
tuf tuf tuf naar de horizon

Daaa-aag Lilith
Daaa-aag.

nox voluptatis – bert de kerpel

Toen ik sliep had ik een boek vast,
zij mijn handen en ze vroeg of ik
met haar in de bladspiegel wou duiken
en het donders brakke water brak.

Trots in de verte torende de oever
maar twee goed gekozen woorden en
tussen haar dijen lokte ze een karper.
Zijn vinnen sneed ze tot vleugels.

We zijn aan wal van bil gegaan.
Onze tenen woelden het zand
tot hoopjes, onze tongen trilden
maar alle letters losten op.

Van zodra de wind de klinkers
verzameld had en wij, charmante
ketters, weer te water gingen,
begonnen planten te dansen,

twijgen te zingen en later,
toen de spiegel ons losliet
en de letters, ontvlamden we,
bronstig als belezen spetters.

de zee is rond – b. vogels

met haar dansende benen
stroomlijnen die in dijen verdwijnen
speel ik eb in mijn hoofd en vloed in mijn buik

de duik in haar golven is een wanhoopsdaad
waar de nacht van vol is
loopt zij van over

zand in de ogen betovert mijn voeten
de zee is rond en zij loopt aan de horizon

jazz – anouk smies

Gedichten zouden geen moeite moeten kosten
maar als rokerige Blues
uit je stembanden vloeien

Niet nageaapt
van steenharde literatoren
maar angstloze seks
die door vooroordelen boort

Verschuiving van dijen
en longen
vloekend in het schandblok
getypt
voor naakt openbaar

Suiker op een natte huig. Ik wil ze zingen
en vergeten wat mij heeft scheefgepraat

terwijl fantasie mijn deksel licht
Onhoudbaar laat ik me tot bekentenis dwingen

broedmachine – rené hillenaar

(Veluws hekeldicht XII)

Afgekloven Bijbeltaal zwermt langs de ontevreden schede
van Knotmuts Baarmaarraak, moeder van zondelingen.
Zij schaaft hun haar in oude banen waarbij zij stiekem voelt
wanneer zij restanten uit het kruis veegt en zucht.

Met harde handen steelt zij liefde uit vanbinnen,
draagt vruchten op enge blikken van zware lucht.
Hoe zij schikt en wikt en weegt als lust haar overvalt
en het beest zijn dwingding bij haar stalt.

Met een doek veegt zij haar dijen, als zij is gebruikt
en heel het donker hallehuis naar eeuwig vallen ruikt.

Onder haar rok de duizend dromen benen,
die ontslapen weten waar naar toe het kan.
Maar hardleers en stevig ingebonden legt zij toe
op elke beweging en broedt en broedt en broedt….

eenhapsmaal – jelou

Je houdt van mij in brokken
in stukken
elke keer weer
een beetje meer hapklaar
Ik ben je portie
je eenhapsmaaltijd
voor hoe lang de tijd

Gisteren was ik benen
ze glommen van trots
jij likte ze gelikt
tot je tong verdroogd
de tijd weer om was

Vorige keer
was ik kut met liefde
je pompte me op
zo diep en vol
en terwijl ik nog
lag na te sissen
startte jij alweer je auto

Mijn dijen hebben
goed gesmaakt
en koesteren het kwijl
van druiperige lippen
Mijn borsten zijn
half aangevreten
maar dat groeit
alweer aardig bij

Alleen mijn hart
bloedde laatst
nog behoorlijk na
maar sinds ik er
een knoop heb ingelegd
voel ik me weer
helemaal de oude.