Resultaten voor het trefwoord die

die eindeloze jaren ’80 – berry tunderman

Vrouwen stapten in van die witte laarzen.
Dan ook nog met van die franjes.
En mannen met zo’n polstas!
Alles boette in aan glans

Punkrock blies zijn laatste adem.
Terwijl de crisis alleen maar toenam.
Veel sleazy mainstream cinema.
De kou van de dans op de vulkaan.

Kwamen we ze wel echt te boven.
Nu weer een crisis, greed weer good.
Sociale media- onnozel geneuzel.
Vooruitgang voor een gek te geloven.

IJdelheid tot aan de horizon en
Nummer 1 van de zeven zonden.
Zie een christen als Andries Knevel
Belichaamt zijn god’s grootste gruwel.

Heb nog boeken liggen uit beschaafde tijden.
Nog wat heidense karweien om het huis.
Leef weer tijden om te mijden.

de kameleon die niet wilde verkleuren – pallas van huizen

Op het hoekje stond je al te wachten,
met zwarte spiegelogen op je voorhoofd,
de zon scheen gelukkig nog niet naar binnen.

Open deur, neo provo’s, petjes, capuchons,
mobieltjes, scooters, brommers en auto’s,
ik ken jou, jij kent ons.

Amerikaan, drie streepjes voor,
eigen boek, soms is soms.

Als alles, oud en grijs,
praten praten, praten,
de jackpot allang gewonnen,
en me nog blindstaren
op tien vierkante centimeter.

Ik wil platvoeten, bescheiden stappen,
je eigen bedoeling met de krant,
van Thailand tot Texel,
als de korte broek die roept om zomer.

Laat ze maar, laat ze maar, laat ze maar.
Laat ze maar hun gang gaan.

Ik kom en ga gewoon op de fiets.

de problematiek van de postmoderne lilith die zich in universiteitskantoren ophoudt: een discours analyse van nuytsiaanse improvisatie in g (geluk, gekte, grotesk geheim) – tijl nuyts

Zij is hun favoriet, hun stokpaardje, hun pronkstuk
schuchtere lippen van oudroze, gedetermineerd, leren jasje
lokken opgestoken als suikerspin, ogen als geglazuurde kralen
Zij dolt in rozentuinen, waait af en toe langs op de faculteit
o en wanneer ze komt langsgewaaid en plots in het atrium staat – gebloesemd, ontbot –
zijn ze zo intens gelukkig, dat hoef ik je niet te vertellen

De haren gaan los wanneer zij ontvlamt in aarzelende avant-garde
spelden tuimelen op de grond, haarband, tinkelende oorringen als traantjes
de ramen zijn spiegels wanneer zij
van bil gaat in bedompte universtiteitskantoren, brandend van ambitie
De man met de in punten gedraaide witte snor
vakkundig gesnoeid baardje
theoreticus natuurlijk
O o oooh

Kietelende voetnoten worden geplaatst bij haar
discours van seks, drugs en rock and roll
Ze gaan uit hun dak wanneer zij hen improviseert in G
liefkozend noemen ze haar Gretchen, G-spot, Gekte
trillende vingers langs duivenwangen
Er wordt een narratieve analyse van haar erogene zones gemaakt
onder de loep, onder de loep met die benen,
een vertwijfeld bacchanaal
de wetenschap kantelt tussen haar dijen,
de ivoren tonen vertoont barsten, onkruid tiert
welig waar de zon niet schijnt
O o oooh

Spettervlam, opblaaspop
daar gaat u te ver – ik heb mijn twijfels bij –
literatuur krijst haar botten aan splinters
begraven zigeunerharp, straatmadelief
Lilith, wat doe je toch met me?

Sprankels sparkles spietspatvuurwerk vol
glimmering en shimmering – geeft u echt enkel college
om middernacht?

De auteur is dood! Oei, oei, oei
wat een zootje, wat een troep
al dat bloed en al dat huilen
en dat net na fellatio
zet de sirenes een beetje zachter alsjeblieft
ik moet morgen vroeg op – ontiegelijk vroeg
Kijk zie je wel – hé, kan het godverdomme een beetje zachter? –
daar is de Godenschemering al!
komt over de daken piepen in oranjerood
grijs als sigarettenrook – de auteur is dood! –
Lilith rookt lange sigaretten – ah en wee – dunne potloodlijntjes
damp, rook, foetsie, verkankerd oei oei oei geen kik meer

Daar gaat ze in publicatiewoede en andere beslommeringen,
op naar niemandsland, ogen draaien weg in hun kassen, sehnsuchterig komt zij klaar, zij
deconstrueert, ontvlamt, wordt opgetekend,
aangetekend, gebijsluiterd, prozaïsch bewierrookt
Lilith, Lilith, kijk eens VERRASSING
Oh het is een hondje!

O ze is zo unheimlich, Jungfrau Spleen,
ze fluistert in Zaum wanneer ze achter het stuur
gaat zitten – dit wordt een dolle rit, professor
Garcia Lorca ligt bedolven in een keurig massagraf
hij kreeg wat te verduren – hoedje af voor de modernisten!
arme arme arme Bernarda, het was niet gemakkelijk, ik weet het, ik weet het, maar wat verwacht je dat ik doe?

Dolle pret wanneer zij komt
Mejuffer rozebottel
wat is ze me een schreeuwertje
nevelsliertje, hautain, vernuftig, inventief en wat een glimlach – witter dan wit

Even plotseling als zij gekomen is verdwijnt zij weer
op naar haar vulkanische rozentuin, haar land van nooitgeweest,
haar paradijs van toen van schemerzoen
Daaa-aag, lieve oude mannen met grote plannen
grote ideeën, wilde dromen, professoren
Daaa-aag

Één twee drie weg is ze
in haar roestig 2 pk’tje
tuf tuf tuf naar de horizon

Daaa-aag Lilith
Daaa-aag.

live and let die – monique methorst

Als de vertrutteling in Nederland nog verder toeneemt, sta ik dan straks op 80 overjarige eigen benen achter een toonbank met een prijs op mijn hoofd… dat begint al voor je zelfs maar geboren wordt, ik hoor ze nog kirren: “Ach, als het maar gezond is!”
Is er al een keuringsdienst van wie er leven zonder waarde?

Of zit ik dan vast…
“Mevrouw, er staat een maximumleeftijd op seks, drugs & rockende snollen, zo was er het incident toen U stiekem meerookte met de auto van de overburen en vandaag bent U betrapt op het misbruiken van duivelse smiley’s. Wat is daarop Uw antwoord? ”
” Dat ik onschuldig ben, oh edelachtzwaar op de hand liggende hebbelijkheid, ze willen me in een hokje stoppen omdat ik zo onfatsoenlijk in mijn knopjes was met een recept op basis van obesitas.”

Wordt bruine chocola voorgoed uit ons pretpakket vervangen door de witte, is het varken van marsepein niet te onrein naar ieders smaak, wat weer vloekt met een crisis hoe we via laatste snufjes weten wat we uitvreten en als we toch graag met elkaar bezig zijn, lip op lip, in zoveel godvergeten minuten bij alles en iedereen stil staan, laten we morgen rustig iemand door een menigte doodslaan.

die waarheid toch – martin m aart de jong

Altijd wel iets in petto
waar je niet op gerekend had.
Het grijs dilemma van de tijd
wordt opgeheven met een lentedag.

Je stapt de hemel binnen.
Neemt een mandje mee.
Je rekent af met wat je hebt.

Een kilo zonnestralen
was je thuis eerst
zeer zorgvuldig.

Het lekt uit. Het ruikt.

De buurvrouw klaagt
dat ze gelukkig is
en dat ervaart
als vreemder
dan ze ooit.

ook die dag – peter van galen

we ontwaakten pas toen de portieren sloegen
de weg liep langs een suizend spoor
we zongen met de dingen mee

de nieuwe stad sloeg om ons heen en keek
wij waren wel bijzonder mooi
met al die duizelingen

ook die dag ben ik gezond geboren
terwijl jij naast me altijd al bestond

iets triest – yvonne van der haven

Vandaag schrijf ik over niets
bijzonders. Er is niets dat
om woorden vraagt.

Er is niemand die om zinnen
verlegen zit te wachten.

Niemand behalve ik.
En die ander.

Die ander die mij zal vinden in
woorden die langzaam ver
vormen tot triestheid.
En bestaan.

Het is niets.
Niets dat woorden draagt.