Resultaten voor het trefwoord daglicht

vals plat – iniduo

het bovenlichaam buigt
over onverzadigde vragen

enig daglicht dringt door
tot binnenhuidse lagen

het geweten, hoewel loos of niet
is het almaar weten zat

draagt het kale hoofd een hoed
ter ontluiking van het haarvat

donkere manen – iniduo

mijn adem stokt
in een kleine vooravond
omzoomd door krijtkleurige muren
behangen met Turkse tapijten

ik schraap mijn keel
in een kleine achterkamer
zo eigen aan de verduistering
van het laatste daglicht

minpuntje;
de ramen sluiten niet
als mijn sponsachtige maag
dagresten verteert

ik zet thee met sinasgeur
om de stuiptrekking te dempen
ik sluit het raam en verzucht;
er gaapt een kloof in ontzielde nachten

breedsprakig – iniduo

de schreeuw en de gesmoorde stilte
weten van wijken
als mijn ogen vlakken raken

het is gespierde taal
in de schoot van de ochtend
bij matig traag ontwaken

door gewoonte gedreven
in onverholen duisternis gehuld
totdat daglicht went

toch weer die vraag;
hoelang blijft de maagd
in deze dag immanent – (nou?)

ik hou het voortaan bij proefslapen

want een droom spreekt
met te weinig woorden

de rode stad – b. vogels

er hoeft geen kraag omhoog
iemand die langs ging heeft haar gezien
in de schemer van rood licht

is zij verdwaald achter grijze gordijnen
zijn de straatstenen haar laatste uitzicht

hier past enkel modder bij
druil en vuile dingen

het rood zou haar kaken kleuren
bij het daglicht van de mensen

heeft iemand vuile was

tocht der tochten – jan van heemst

In sneeuw en gure winden
reed hij op witte wegen
en werd daarna door al zijn vrinden
in de adelstand verheven.

Het daglicht was van korte duur;
de buien als een blinde muur
waar hij doorheen moet rammen;
hij wist dat hij moest vlammen
tot in het laatste uur.

Het duister kleurde alles grijs;
hij kreeg de wind van voren
en met de schimmen op het ijs
vocht hij nu om de grote prijs;
want wie niet doorzet is verloren.

Dan eindelijk de laatste stad,
die hij als Generaal betrad,
want nu als slagroom op de taart
reed hij weer op de Bonkevaart
en wist zich uitverkoren.

& dan neem ik hem te grazen – martin b

er huist
een groots
gedicht in mij
dat het daglicht
niet kan verdragen

soms zeg ik tegen hem
wees geen pussy
het is gewoon licht

dan kijkt ie naar mij
alsof ik lucht ben
dat ik geen fuckin clue heb
hoe het voelt te moeten leven
in stille razernij

de laatste tijd
stoor ik hem steeds minder
wetend dat er een dag komen zal
dat hij uitbreekt
als een doodgewaande vlinder

moeder – eelke van es

Kleuterklas, bij daglicht geborgen,
wacht op de morgen, wacht in het gras.
De juf maakt zich zorgen.
Ze had nog nooit aan de morgen gedacht,
onder haar klederdracht maakt ze zich bang.

Kijk toch haar bloedende vederpracht,
hoogzwanger wijfje,
warmdonker lijfje,
altijd op wacht bij de zwetende klas,
haastig verscholen in ‘t snijdende gras.

hoe ik mij weet – jelou

Je roept me bij mijn naam
ik hang mijn haren uit
en wacht

het daglicht klimt

ergens speelt een pad
voor prins
ik hoor het aan zijn kwaken

weer een spinnewiel
te gaan
voor een dag vol goud

vrouw Holle lacht

ze droogt de schone was
strijkt strakke plooien
in tijd

maar alleen
het daglicht weet dat
ik geen Repelsteeltje heet.