Resultaten voor het trefwoord critici

satan’s hoekje – maaike klaster

Waar het altijd heel goed toeven is (Dat was een grap, voor wie het niet
begrepen had, en voor alle duidelijkheid: ik heb het hier tegen de duivel,
dames en heren critici. Of u moet zelfs die tegen mij in bescherming
willen nemen, natuurlijk.)

 
 
1.
 
Hahahahaha, ik moest oprecht even heel hard lachen,
ook al was het helemaal niet grappig. Dacht je dat ik
bang was? Ik vreet die duivel op met huid en haar en
schijt hem recht in zijn eigen gezicht weer uit. Die
broekpoeper is bang voor zijn eigen drollen. Doe die
bek open, lieve schat, dan poep ik je helemaal onder.
Roep haar maar, roep je moeder. Nu word je bang, hè?
Omdat je nooit geboren bent, kun je ook niet sterven.
Geen enkele angst is angst voor de dood, maar altijd
weer dezelfde duivel die zo ontzettend graag mee wil
spelen en dan heel hard roept: Slot op de pot!!!
 
 
2.
 
Sorry, ik dacht dat jij een man was. Jij liet je snor toch altijd staan?
Ik weet zeker dat jij van mij jouw Little Bitch wilde maken. Goh,
ja, ik kan, kon, twee woorden Engels spreken, kon het altijd al,
meer dan twee. Was jij in L.A.? Jij wel! Nee, Daddy’s Dearest, jij
zat in Het Land Der Goedkope Hoeren een vrouw als ik op afstand
in haar gladde gezicht te schijten. Voortaan beter mikken, lieverd.
Veeg nou die snor maar af.
 
 
3.
 
SEE YA
 
Hoe groter de haat, hoe groffer ik lijk te worden.
Hoewel ik zelf eerlijk gezegd niets grofs tussen
mijn woorden terug kan vinden. Die pen is een
zuiver zwaard en het enige wat ik naast schrijven
doe, is een schild ophouden zodat de lelijkheid
die op mij werd afgevuurd netjes afketst en tot de
rechtmatige eigenaar wederkeert. Noem mij de
vrouw die van het kwaad een boomerang maakt.
Oh well, hello Australia!
 
 
4.
 
Steek dat enkeltje naar de hel maar in je zak of in de fik.
Dacht je te zullen branden? Vuur is lief.
Waar jij heen ging, bestaat geen warmte, bestaat geen licht.
 
 
5.
 
Als je mij aanraakt, verander ik in mineraal gesteente, een zoutpilaar.
Niets van goud, geen hout, alleen ik en niemand’s adem om mij leven
in te blazen. Vandaag mag van mijn part zelfs God wegrotten in de hel.
Dat zei God zelf: Schrijf maar op. Niet dat het iets verandert, want
waar Hij/Zij/Het tevoorschijn komt, verdwijnt het niets en God naar
de hel brengen is wat ik steeds heb gedaan: met datzelfde zwaard het
kwaad uitbannen. Misschien was het altijd al de bedoeling dat ik tot het
eind der tijden oneindig alleen bleef.
 
 
6.
 
Goed, een laatste woord: dat jij graag in jouw eigen maaltijd schijt,
betekent niet dat ik jouw stront wil eten. Geef me een boterham met
pindakaas, zodat mensen kunnen denken: Hé, een broodje poep! –
of iets wat er op lijkt, en laat me dan alsjeblieft, alsjeblieft
de bloemetjes buiten gaan zetten. Omdat ik trek in jus d’orange heb,
drink ik sinaasappelsap. Variatie op een thema.

* – berrie vugts

ik droomde vannacht dat ik een gevierd schrijver was
een rijk oeuvre bij elkaar had geschreven, vooral veel

proza, een enkel toneelstuk, meestal een bewerking van
en met de poëzie kon ik met de besten mee. Ingewijden

bejubelden me of waren juist uitgesproken kritisch. Toch
spraken ook zij nog respectvol mijn pseudoniemen uit.

Op het punt door te breken ook bij het grote publiek
Stond ik, omdat ik zojuist mijn eerste thriller had af-

geleverd. Ik ging casual gekleed, ik zat aan bij links
Nederland waar ik de kots halfhoog in mijn wangen

een enkele Spaanse dichteres aanhaalde met zinnen als:
“mijn honden rukken rode kabels uit je gronden”. En

met links en rechts nog wat ge-ici voor de heren (vooral)
critici, die me minzaam maar geconcentreerd aanhoorden

was mijn hachje gekocht, mijn bedje heerlijk gespreid
Ik kon mijn geluk niet op, zelfs die ene, verwoestende

Meid, jij, beminde me.