Resultaten voor het trefwoord café

* – juvu de ruiter

Onder mijn voeten is een stad gebouwd.
Geen stad waar jij en ik kunnen toeven, geen
supermarkt, geen café, tweede hands.
In deze stad kunnen wij onze voeten dopen.

Een stad om in te verzinken. Je zal
geen mensen zien zoals jij en ik:
geen conversatie over trias politica of kunst.
Je zal de lucht benauwd om je heen voelen drukken,
ademt steeds verder in.
In deze stad wonen mensen met gedachten zwaarder dan koper.

Achter de stad glinsteren de pasgeploegde akkers.
Zwarte zaden liggen er klaar.

literair café – jan holtman

toen zij in het literair café een voordracht mocht houden
nam ze stralend plaats achter het spreekgestoelte en
sprak de toehoorders, allen woordkunstenaars van
het hoogste niveau, bevlogen toe. Het leek zowaar
alsof ze gelukkig was en met haar de hele kliek…

* – joost van gijzen

Begrijp me goed: ’t is heerlijk om naar haar te luist’ren;
Mijn vingers krijgen prachtig kreunen uit dit instrument
Van erogene snaren en verborgen toetsen,
Het afgelopen uur met alle aandacht afgestemd.
Maar ‘k ben gekomen voor haar ogen – in hun duister
Gelokt, en toen die diepe gloed: alsof vandaag de zon
Híer onder was gegaan. Ik zou ze zonder moeite
Véél verder zijn gevolgd dan deze kamer; minibar, balkon,
Het bed en in haar armen – en wat ‘k zag… Prometheus
Heeft nog een vlam, speciaal voor haar, gestolen. In ’t café
Bekeken we elkaar niet steeds, met tussenpozen:
Één lange blik: genoeg – zou zij De Ene zijn? (“Hij bleef
Romanticus, zelfs in hotels”). De klankkast zweet, druipt;
‘k Speel tweeëndertigsten trashmetalgitarist-exact –
En met harmonisch slotgeschreeuw gaan z’ eindelijk weer open;
Besluit ze d’ avond zoals die begonnen is: met oogcontact.

de kroeg op de hoek – hans goudart

In het café op de hoek
hebben we eerst kunnen genieten van
en-van-je-hela-hola
en drinken-totteme-zinken-muziek
Mijn buurman ging daar zo in op
dat de bar er van schudde
De kastelein kiest nu welbewust
voor zoetgevooisd, iets
in het Hawaaiiaans of Tahitiaans,
wat zal het zijn…
met veel paloma en aloha en zo meer
en van die gitaarfliebers
aan het eind van elke zin
Aan een tafeltje snottert
een betraande dame de overgang in
De middelbare heer in kennelijke staat
raadt haar pas ná het weekend
een nieuw leven te beginnen
Hij meent dat moet ze nu niet doen
Een schone lei vraagt
om een goed moment
Drie hinderlijke hanen in lange leren jassen
staan kortstondig in de weg
Dan is er ineens zo’n ongeschoren
die al jaren geen goeiedag meer zegt
alstie hier binnenkomt
Even later zit-ie te eten van
een broodje dood dier
Na elke hap spoelt-ie duidelijk hoorbaar
tot alle resten tussen zijn kiezen
vandaan verdwenen zijn
Mijn blik dwaalt langs de etiketten
op de flessen en de tekens aan de wand
Is het hier nu zo gezellig ?
Wie weet
Wij doen ons best !
Spiegelend de vraag ooit
een normaal mens ontmoet
En of het beviel ?

liefdesnacht – tijsterblom

zij brak in het café een lucifer
de oude vrouw
en schoof een helft naar hem
de jonge man

ze tikte met een vinger
haar lippen aan
en zweeg hem haar verhaal
liet niet haar wonden zien

woordenloos streelde hij die nacht
haar schonkig lijf
kuste één voor één haar gruweltekens
als was zij de liefde van zijn leven

en tussen de eerste blik en zijn vertrek
viel van belang alleen het woord
dat alles zei:
Buchenwald

schilfers – jonathan griffioen

Wij lagen samen in de greppel
net als die kapotte mannen in regenjassen
in de stad

de pont slaat een paar overtochten over
om de vuilgebekte meeuwen aan te horen
de schipper breekt zijn brood voor hen;

hier op de Dirkfockstraat in Wijk Bij Duurstede
maakten wij van meisjes knellende ritsen
met tongen van ijzer
en borsten vol sokken;

wij leerden roken in het heuvelpark
tussen dichte bosjes en laverende paden
vlakbij het huis van die man met knopen in zijn haren
hij loopt elke dag van de fabrieken tot het dorp
sinds zijn café zich dor achter planken verschuilt
alleen de slijter verstaat hem

jij rookte over je longen
ik meende dat het anders moest
met die vastgeroeste jongen
hij had een barst in zijn blik
en men zei van hem dat hij bij schapen ligt
men zegt wel meer in wijk

wij volgden je naar Langbroek
waar zwartgerokte grieten fluisteren
en kerkklokken dreinend grijze wolken afsmeken
langs de Doornse bossen
tot het platte land dat Driebergen heet

tot roestschilfers zich als vanzelfsprekend
hechtte aan het plak van suikerspin op mijn handen

nacht – jan holtman

Aanval nacht-
aap agent
bedrijf bel
beurt bezoek
bidder blaar
blauw blind
bloeier bloem
boek boog,
boot braker,
bus café
club crème
das dauw
dienst dier
doek duivel
feest floers
gebed gedachte
gedierte gedrocht
geest geluid
gespuls gevecht
gewaad gezang
gezicht gezwel
hemd hemel
hok hoofd
hoorn huis
lamp hut
jager japon
kapel kijker
klub zie club
krabbel kroeg
kus kwartier
lamp leger
leven licht
loper lucht
maal merrie
mis muts
muziek order
permissie
personeel
pitje ploeg
poëzie politie
pon portier
post pot
puistje raaf
rapport reis
rit ronde
room ruiter
rumoer rust
schade schone
schot schuif
schuit sein
slaap slot
sok spiegel
spook stand
stil stoel
stroom studie
tafel tarief
tekens toilet
trekker uil
verblijf verlof
vlam vliegen
vlinder vlucht
vogel volk
voorstelling
vorst vorstin
wake wacht
wandelaar werk
wolken zak
zien zoen
zuster zwart.

vesuvius – menno wieringa

de gids gaat ons
al prevelend voor
de kale berg op
gids van vader op zoon

je ziet hoe de berg zich verheft
de baai de stad
verder weg eilanden

grommend en reutelend
dan weer donderend
pyroclastische stromen uitbrakend
oh vuurtoren

zo moet Emma Hamilton hem gezien hebben
eeuwige schoonheid
gekoppeld aan haar gezant en vulcanoloog
met haar geliefde Horatio Nelson
hij op zoek naar de Franse vloot
Napels aandoend

ooit de mooiste stad van het heelal
paradijs en vagevuur
het Koninkrijk der Beide Siciliën

de hooggehakte vrouwen
nu in gehuurde gympen
plasticzakken als sokken
aan de staart van de groep

het vuur van de revolutie
heeft de stad niet echt bereikt
de republiek bestond vijf maanden
Maria Carolina was geen
Marie Antoinette

boven is het koud
een gammel café met terras
een molen met ansichtkaarten

al snel verdwijnt de top in de wolken

crisisvruchten – jacques santegu

Het geld is op
ronddolen maar
het plan is vierkant
geen café is dicht
volkswoede vertaald
in parkingopstand

Palletten tot de nok
roes genoeg in stock
vorkheftrucks staan stil
op een rijtje
fermenteren kisten citrusvruchten,
kolommen en kolonies twisten

De chef spreekt vreemde taal
en snijdt de verminderde lonen aan
tegen vitamine c tekort
staan we gelijk
bij Sjeik Lazarus
in het krijt