Resultaten voor het trefwoord bruin

nachtscène – joost de jonge

het ijzig koude licht; naar ’t schijnt
hoe een steelse lach ragfijn verdwijnt
wiegelende ijskristallen trekken een spoor
morfologisch op bijna niets geënt
rondom mij is het klapwiekende mangaan blauw
ik adem, een beetje van mijzelf er voor
ik stijg en zweef door vormen van gevoel
                                                            ’t wendt
alsof ik je nooit meer vinden zou

stuur je de verlangens naar ’n voor
van de werkelijkheid, reusachtig
een gapend bruin slot

relatie – dani nacca

‘Te gepassioneerd?’
vroeg hij haar.
Ze vertelde hem dat er
geen antwoord was.

Geslagen met gerijpte woorden,
lichtloos opgegroeid in het
bewustzijn. Woorden zo bitter
op een mens eerlijk als hij.

Haat is liefde, zei ze na de
zoveelste ruzie. Vertrouwen
is woede, op zijn beurt vindt
woede plaats in het hart.

Maar toch verhuisden ze
samen naar andere dorpen,
zagen andere mensen, tuinkabouters
en tuinhekken. ‘God ik heb nooit
geweten dat er zoveel verschillende
tuinhekken bestonden!’ Zeiden
ze weleens, plezierig verbonden
door gezamenlijke binnenpretjes.
Niemand vroeg zich af, of er meer moest zijn.

Zo verfden ze hun schilderij egaal blauw,
beetje bij beetje, totdat op een dag
de laatste centimeter ingekleurd was, en
ze gedwongen waren afstand te nemen,
een meter naar achter te lopen en het
resultaat van hun bestaan te aanschouwen.

Bruin

half weg – b. vogels

De zwembroeklijn breekt mijn benen.
Bij het zicht verbleekt de zon.
Strepen zijn geoogst, nacht op licht gewonnen.
Het zonnen ligt nu buiten handbereik.
Ik duik gebruind augustus in
en steek gezwind een kruispunt over.
Van kind zijn en van ouderdom.
Het einde gomt aan het begin.

te gek voor woorden – hanny van alphen

I
 
aan de stalen tafel
schrijft hij zijn annalen
zijn pen gevuld met vitriool
de data en de namen
de onbekwame, de gegeselde
en de gek

hij haat hen, ze kennen zijn gebrek
vanuit het raam ziet hij
de rozentuin, de rotsen en
het getraliede hek

zijn hoofd staat niet naar strepen
die schuinweg de tegels delen
licht en donker
hij tekent het op

schaduwen die verder schuiven
versnipperen het denken aan
vrije vlucht, zijn borst gaat op en neer
adem kent geen tucht

in zijn hoofd breekt een ijzer
de klamme muren
waar een woeste zee
krijsend op de rotsen slaat
schreeuwt hij zich een meeuw
de onbekwame, de gegeselde
en de gek schreeuwen mee
 
 
II
 
hij tekent vogels, knipt ze uit
ziet ze vliegen
over het hek van de dam
en laat ze landen aan het stalraam
waar alweer een zomer nadert

hij ziet zichzelf, een broekie nog
met bibberbenen, hij hoort
het vegen van de wilg, onophoudelijk
getik van regen op het golfplaten dak
klompen op de stenen komen dichterbij

hij was niet gek, het waren de ogen
van de opgezette fazant
ze keken hem priemend aan, hij heeft ze
uitgestoken met een aardappelmes
ja, dat heeft hij gedaan,

vloekend vliegt hij op
tegen de onbekwame, de gegeselde en de gek
een vogelteken
verwijderd van zijn laatste zomer
sluiten zij het stalen hek
 
 
III
 
hij pakt zijn jas
en naait een binnenzak, ja hij is handig
met naald en draad
de kleur is verkeerd, het had bruin moeten zijn
karmozijnrood is voor priesters
en hoerenhuizen

regen, alweer die regen
het getik maakt hem gek
hij denkt aan Romana
zij hield van hem, hij zoekt een foto
hoort weer haar stem
mañana mañana
waarom verdomme gingen morgen en de dood
aan de haal met haar

verbeten
naait hij steek voor steek
de foto in zijn binnenzak
de onbekwame, de gegeselde en de gek
maken ambras, goed zo
hij wil niet dat ze zien
wat hij heeft opgesloten in zijn jas

wat ben je bruin geworden mark – martin m aart de jong

er moet een stem door wolken scheuren
regen moet opvallen
hoe?

rood gekleurd
is het niet goed
blauw
is water liberaal

er moet
een bliksem
inslaan
in het hart

er moet
toch iets gebeuren
nu
de tijd
te rotten ligt

en bruin
de kleur gedoogt
of is het andersom?