Een dag lang uitgewrongen.
Stof gewogen. Vet gemest.
Een zin gelogen. Wilde best.
Jouw lippen kloven.
Met een bijl. Boven
je pet. Jou liggen
laten. Onder steen.
Pas eeuwen later.
Een gedicht wordt
opgegraven. Precies
op een verjaardagsfeest.
Een dag lang uitgewrongen.
Stof gewogen. Vet gemest.
Een zin gelogen. Wilde best.
Jouw lippen kloven.
Met een bijl. Boven
je pet. Jou liggen
laten. Onder steen.
Pas eeuwen later.
Een gedicht wordt
opgegraven. Precies
op een verjaardagsfeest.
Ik dacht dat ik de dagen blond en rond kon
dromen. Dat gewone van een lach dat vrome
van geluk als een Paus die me in Rome alle
hoeken van het Vaticaan liet zien en de adem,
mij ontnomen, inblies met de liefde van God. Ik
dacht gewoon dat het genoeg zou zijn de halve
waarheid uit te laten komen. Een koekoeksei
dat vers gelegd was uitgebroed in deze zomer.
je missen
en dan zeggen dat er
nooit meer iets als toen
zoals je hier ligt;
een incontinentaal
plat op een kussen
je hoofd een uitgebloeide
bloem waartussen zich
een adem vleit
wanneer de laatste
komt weet je niet
je pols al haast
te dun om aan te
voelen je ogen
kijken uit
de kassen
je moet
gaan vliegen
liefste
moet gaan vliegen
vlieg maar uit.
Mijn moeder zal mij nooit vergeten. Ze spelt
mijn naam, vijf lettergrepen die haar liever
zijn dan wat dan ook. Ze gaf mij het leven gaf
mij een naam. Hoe kan ik mij ooit onbegrepen
weten, nu ik zo dicht bij haar sta? Laat
onze band zijn als een keten afgesloten met
mijn naam. Als zij me roept zal ik steeds
weten hoe je blinde liefde levend baart.
Ik vond een brief vandaag op straat
hij was door jou geschreven maar
aan een ander die ik graag had willen
delen in vier stukken zoals vroeger
in de middeleeuwen. Je schreef haar
dat ze mooier was dan ik, dat ze liever
was, haar blik je smelten deed als ijs
en dat je haar nooit zou verlaten. Ik
besefte dat ik haat verwarde met
hiaten. Dat ik alles wilde laten gaan
behalve jou. Je schreef me ooit
brieven waarin je trouw beloofde
dat je niemand liever vond dan
mij. Was ik dan zo mooi als zij?
ik zal je zeggen dat ik weet van einde niets
en ook begin is mij ontschoten in de haast
die leven heet verbrand ik weet nog goed
dat ik verbaasd uit ogen staarde naar
een ik dat mens geworden was een houten
glas vertelde mij van leren eten lopen
baan en dan het wennen aan gesprekken
over straat zonder de anderen aan te
raken balanceerde ik op zijden draden
langs een jou je lippen streelden tong
bewegen langs en zo te spreken met jouw
hart geworden menselijkheid het was alsof
het spreken over water lopen was zo zweefde
leven over in een jou en ik waaruit je ogen.
het valt maar neer
en ieder uur
zie ik de wijzers
van de klok
heel traag verschuiven
zie ze wijzen
steeds naar jou
ik kijk naar buiten
zie jouw lach
in winkelruiten
in de straat
ik wil je graag
heel even
in mijn armen sluiten
het valt niet mee
het valt maar neer
het houdt soms op
maar iedere keer
valt weer dat weer
ik wil ze sluiten
..en ik zeg dingen.
Laat ze maar.
Verstof jezelf in zand,
maar laat mijn voordeur waaien.
Klepper aan mijn brievenbus.
Ik ben naar zee de dingen zoeken
die er waren zoals jij.
Ik tast er naar.
Ik voel de tijd gaat dringen
en het tij loopt op.
Ik zoek naar dingen.
Een bewijs om vast te houden
en te zeggen. Iets te zeggen.
Dat was dat.
Daarna opnieuw beginnen.
Met wat dingen.
Met wat jij.
Recente reacties