een gruweldicht
‘Het was niet zoals andere voorwerpen op de binnenplaats, in ondoordringbare duisternis gehuld, maar er straalde een
naargeestig licht van uit, als van een bedorven kreeft in een donkere kelder.’
Charles Dickens, ‘Een kerstzang in proza’.
de geeuw
van een bril zonder glazen
onder blauw licht van de
drie broeders tot ogen
geroepen zij blazen het
schaafsel voor het kelen
vermurwd in de nevels
van het klokkenspel
de geur
van tanden achter slot
en grendel de lichte voeten
van opgespoten maters
zie ik galopperen in gas
ik ruik niets mijn kijkers
te leen aan bosjes hulst
achter bij de huig
Recente reacties