Resultaten voor het trefwoord borsten

gang van zaken – berry tunderman

Haar borsten te lang niet gestreeld.
Haar schoot behoorlijk roestig.
En elke avond haar gordijnen
Te vroeg dicht.

Hoeveel boten heb ik gemist.
Te lang geen wind in mijn gezicht.
Struinend door de dagen.
Blind voor licht.

Haar tuin ooit met zorg omringd.
Onkruid regeert met vrije hand.
Ze haalt dan haar schouders op.
Wacht voor de nacht.

Haar lege armen steeds meer plooien.
De spiegel, de weegschaal, een wijde boog.
Ze weet wat wacht.

Soms praat ze met vriendinnen.
Een man aan de haal, iets met de kinderen.
Met een half oor klinkt alles zacht.

juli – b. vogels

mensen vind je op een zomerdag aan het water
leest de journaalpresentator droog

het beeld toont kleurig bloot,
een marktkramer die borsten en billen verkoopt
en bibbert

het cameralampje springt op rood
zijn das zit nog keurig
maar hij verslikt zich in zijn glas

pretty good – bianca hendriks

Op jouw Facebook
zag ik haar profiel

…pretty…pretty…pretty good…
met dat pistool
tussen haar borsten
geklemd

Ze was om op te vreten
maar dat hoefde al niet meer

Je weet hoe dat gaat met mooie meisjes:
Neem er nog eentje

…you never know…
(want het kan altijd de laatste
keer zijn)

voor maaike (dat mocht wel, vond ik) – maaike klaster

Omdat je weleens een neger hebt gezien
(mag ik neger zeggen, dames en heren?),
ben je nog geen Bijmer-expert.
Iemand noemde mij eens De Witte Negerin Van Amsterdam.
Geen idee waarom, want de rok die ik aanhad, kwam uit India.
Maar het is waar, als tienermeisje zat ik op metrostation Kraaiennest
(in die goeie, ouwe tijd) vol waardering te kijken naar al die kleurrijk
geklede vrouwen met hun klederdracht uit Ghana en Nigeria, met de
prachtigste tooien op hun hoofd, die met pronte borsten en trotse
schouders voorbij kwamen lopen, en dan dacht ik: Dat wil ik ook.

Zoals ik als vijfjarig meisje het allerliefste op de hele wereld een Zeeuwse
wilde zijn, met kanten kapjes en zilveren spiegels die de Zuid-Nederlandse
zon weerkaatsten, lonkend naar de golven van de Noordzee blonken, met
dikke billen in een mooie rok en dan met z’n allen dansen in een kring, met
z’n allen op klompen dansen en alleen nog lachen, alleen nog mooi zijn.

Die Zeeuwse was ik ook, want ik had een ring met een Zeeuws knopje dat
van het fijnste zilver gemaakt en alleen van mij was. Dat knopje ben ik
helaas al heel gauw kwijtgeraakt en ik weet eigenlijk niet waarom, want
ik kreeg het van mijn oma en niet om het meteen weer te verliezen.

verhalen van derde etage – maaike klaster

1.

De geur van pizza in de vooravond,
God die naar me lacht.
Hoe kan ik al die mensen bedanken
die mijn hart in dat van hen bewaarden
toen het de stank van Satan was
die door de deur van mijn oven kroop?
Ik houd ze in mijn eigen hart en
wieg ze als een pasgeboren baby,
denk aan borsten vol met goede moedermelk
als ik de gesmolten mozzarella eet,
leef nog steeds.
 
 
2.

Ook al is dit een leren bank
in een kamer van een woning
op de derde etage, en heb ik
aarde onder mijn nagels,
ik zou zweren dat hier een zee
zat, dat al het zoute water dat
ik ooit zag, de Middellandse zee
vanaf de achterbank, in golven
over mijn lippen zou stromen
als ik mijn mond nu open deed.
Daarom schrijf ik het.
 
 

3.

CONCHITA

Misschien ben ik een schelp
en zing ik zachte liedjes voor jou
die alleen jij kunt horen
wanneer jij mij tegen jouw oor aanhoudt.
Luister maar. Daar ga ik al.

meesterlijk – hanny van alphen

dit bronzen buitenbeentje
vond ik op de markt
op haar rug lag zij daar
tussen roze lampenkappen
en allerhande koperwaar

op haar billen een teken
van de meester
wanneer ik haar goed bekijk
zijn de borsten perfect
ongelijk

carnaval – b. vogels

het volk weet met zijn lijf geen blijf

billen puilen uit
borsten barsten los
het bier viert hoogtij
de straten klotsen
de narren kotsen
de stoet steekt de draak
met alle narigheid

een prins gaat met de pluimen lopen

schilfers – jonathan griffioen

Wij lagen samen in de greppel
net als die kapotte mannen in regenjassen
in de stad

de pont slaat een paar overtochten over
om de vuilgebekte meeuwen aan te horen
de schipper breekt zijn brood voor hen;

hier op de Dirkfockstraat in Wijk Bij Duurstede
maakten wij van meisjes knellende ritsen
met tongen van ijzer
en borsten vol sokken;

wij leerden roken in het heuvelpark
tussen dichte bosjes en laverende paden
vlakbij het huis van die man met knopen in zijn haren
hij loopt elke dag van de fabrieken tot het dorp
sinds zijn café zich dor achter planken verschuilt
alleen de slijter verstaat hem

jij rookte over je longen
ik meende dat het anders moest
met die vastgeroeste jongen
hij had een barst in zijn blik
en men zei van hem dat hij bij schapen ligt
men zegt wel meer in wijk

wij volgden je naar Langbroek
waar zwartgerokte grieten fluisteren
en kerkklokken dreinend grijze wolken afsmeken
langs de Doornse bossen
tot het platte land dat Driebergen heet

tot roestschilfers zich als vanzelfsprekend
hechtte aan het plak van suikerspin op mijn handen

scorebord – martin m aart de jong

Al dat gelul. Het blijft maar hangen.
Wie het hardste schreeuwt, met stenen
gooit of modder. Het blijft behelpen
allemaal, en toch geloven in je achter-
hoofd, toch blijven hopen. Je schuift
de dood wat voor je uit, vijf graden

meer of minder, zeg je, maakt niets
uit. Het wordt echt beter. Verder gaan,
lopen desnoods, of kruipen uit je wieg.
Iets is er toch, iets. Een fles wordt
aan je mond gedrukt, je had gehoopt
op borsten. Je zwijgt je eigen
wereld in. Je drinkt. Je denkt.
Je geeft het ruim voldoende.