Nu doe ik het weer
Ik schrijf als een heer
Voor Aad
Die als een mijnheer
Zoals ik dicteer
Daar staat
Hij stinkt als een beer
Maar doet keer op keer
De vaat
Wat doet het toch zeer
Zoals hij ’t geweer
Ontlaadt
Nu doe ik het weer
Ik schrijf als een heer
Voor Aad
Die als een mijnheer
Zoals ik dicteer
Daar staat
Hij stinkt als een beer
Maar doet keer op keer
De vaat
Wat doet het toch zeer
Zoals hij ’t geweer
Ontlaadt
Het duizendste uur is aangebroken. Geloof je me niet?
Kijk maar op de klok. Vandaag heb ik er negenhonderd-
negenennegentig op zitten.
De man aan jouw zijde tijdens dat potje poker was de
mijne. Mooi hè? Dat vond ik ook, en ik geloof er geen
reet van dat jij dat nu opeens niet meer weet. Alsof ik
zou zijn vergeten met wie jij er rond driehonderd recht
voor mijn neus vandoor ging. Niet vanwege hem of om
de seks, maar vanwege mij. Omdat je toen al wist met
welke man ik jou dat vijfhonderdtweeënzestigste uur
om de oren zou slaan, af zou troeven, af zou maken.
Full house, zolang het duurde.
Nu, vandaag, zal de klok haar laatste slag slaan en ben
jij mijn huidige, toekomstige man voor altijd kwijt. Kijk
voor deze keer maar even met mij mee. Zie je, hij en ik
hebben dezelfde kaarten gedeeld gekregen: harten aas,
harten koning, harten koningin, harten boer, harten tien.
Dat is nog eens wat ze noemen, een royal flush! Nu weer
in jouw eigen kaarten kijken. Niet meer valsspelen.
Sinds ik de boomgaard beheerde,
vat ik ook in het hart van de stad,
omgeven door grimmige winters,
post onder een boom.
Laten zich mijn gedachten vertakken,
mijn herinneringen bloesemen,
laat zich hars uit de snijwonden lopen.
En niets deert in het tranen,
slechts de tijdlijn verkeert,
ik ben oud met de oudsten,
verjong met de voorbeeldige boom,
tel als de boer mijn gezegende kloten.
Kijk mijn kindje,
kijk mijn kindje
zelf gemaakt,
zelf gemaakt
en vanavond gaan we,
en vanavond gaan we
lachend de boer op
Twee ossen slepen zijn gedachten voort, arceren Terra Mater
hectare na hectare
Hun staarten vegen de muggen uit zijn horizon
Twee ossen sleuren de ploeg doorheen de akker, arceren Terra Mater
hectare na hectare
Ze trekken kilometers strepen losgewoelde stront
Twee staarten bewegen hem in opperste vervoering, groeten Terra Mater
hectare na hectare
Ze kwispelen hem verlichtend van de klompen naar gelukzaligheid
Twee ossen hebben de hele dag land omgeploeterd, arceerden Terra Mater
hectare na hectare
Ze leggen hun staarten ter ruste in het verse stro
Twee ossen wordt het monsterlijke sprookje verteld over de horrorboerderij
waar de dieren continu suffend in het gras luisteren naar machinaal gebulder
Twee ossen nestelen zich wat dichter bij de boer
Onder de nachtglazige stolp is het kaarslicht dichtgeslibd
Hun staarten ritselen onhoorbaar door het stro dat andermaal wordt opgegooid
Nu dan die dagen weer gevouwen
uit wolken. Het is ook nooit
zo gek niet of het regent wel.
Genoeg wat mij betreft. Heb
het allemaal aan gezien.
De zon weer op
zien komen, af zien
druipen boven
kaartenhuizen
van beton.
Mag ik je
hartenvrouw, mag ik je boer,
mag ik je negen? Het spel
verdelen over jaren.
Op de tafel slaan.
Het gaat om geld meneer,
dit spel. Het gaat erom te doen
alsof het niets kan schelen.
Maar ik huil wel, alle dagen
van boven naar beneden.
naar Dr. J.P. Heije & Fr. Coenen
I
In het groene lover zit een vogelijn;
Onder ’t groen lover zit een maagdelijn;
’t vogeltje zingt boven, ’t meisje in de maneschijn,
Wel gevreeen! En hun zoete stemmen smelten zacht ineen.
II
In de kruidjes al het wollig vee.
In de blaadjes fluistert de boer al mee;
’t vogeltje zingt boven, ’t meisje in de maneschijn,
Wel gevreeen! En hun stemmen smelten zacht ineen.
III
’t Vogelkeeltje ontglippen lied’ren God ter eer,
En de maagdenlippen danken God den Heer:
’t vogeltje is gevlogen, ’t meisje weer bedrogen,
Wel gevreeen: het meisje, de boer, de Heer.
de poëet
of althans
iemand
die ervoor door
moest
was nu aan
de beurt
hij kwam op
een beetje
onwennig
en friemelde
met zijn linkerhand
wat aan het knoopje
van zijn jasje
met
in zijn rechter
een vodje
papier
voor de show zo
bleek later
zijn ogen priemden door
vette brillen-
glazen
de zaal in
en even
zag je hem denken…
zal ik?
hij hapte naar een grote
bel met lucht
(de zaal hield de adem in)
en liet
vol in de microfoon
een boer zo
hard
dat de barman ervan schrok
van achteren naar voren (en een glas dat viel)
kletterde applaus
dat
als een ware
tsunami
over hem heen
kwam en
zelfs naast mij
hoorde ik mijn moeder
fluisteren
(wat een kunstenaar)
alleen Jan-Joost was niet helemaal
in zijn
nopjes
dit was niet echt wat hij in
gedachten had
toen hij de dichter
of althans
iemand
die ervoor door
moest
onder de tafel door
zijn tekengeld in de hand
gedrukt had
de dichter
of althans
iemand
die ervoor door
moest
verliet emotieloos het podium
en nam een slokje
van zijn colaatje-
rum.
hij gaf een rondje
kon hij ook makkelijk
betalen
Vrouw zoekt boer met een tuintje op zijn buik.
Dit heeft hij al lang niet meer gehad.
Maar hij is een man van weinig woorden
en dan is zo’n tijd extra spannend.
Hij kan haar geen eten geven
want hij eet altijd in de middag
en zij is met de thee gekomen
(voor morgen is er wel gehaald).
Zij heeft haar eigen zinnetje.
Als ze ergens voor gaat,
dan gaat ze er ook voor.
Hij is heel zorgzaam natuurlijk.
Het is stoer dat hij zo goed met paarden omgaat.
Het werd ook wel tijd dat zij kwam.
Zij kon het goed vinden, haar aanwezigheid
is al gewoon. Dan voelt hij zich goed.
Hij is meer van het gemotoriseerde.
Het heeft lang geduurd voor ze het mocht zeggen
maar nu dartelen ze ook heerlijk rond.
Ze heeft hele erge vlinders in haar buik.
Dit hadden ze gehoopt, dat het zo zou gebeuren,
maar niet direct verwacht. Het was wel het doel.
Recente reacties