Hij zag haar onschuldige glimlach met de dag een beetje verdwijnen. De maan viel nog steeds niet uit de lucht. Zijn zwakte, het verlangen was zichtbaar, in elkaar gedoken, gestrest van zichzelf, schoof hij de dagen verder en verder opzij. Besluiteloos was hij zonder haar, zonder zichzelf, zoekend naar iets dat hij nog zou kunnen voelen nu hij weet dat zij er echt, echt niet meer is. Hij kon zich nergens, nergens meer aan vastklampen, haar woorden waren zijn enige zekerheid, een zekerheid die nu voorgoed verdwenen was. Telkens, telkens probeerde hij ergens anders aan te denken… ergens anders, ergens anders, ergens anders... maar elke bloedcel in zijn lichaam, steen in zijn huis, letter in zijn boek, droeg nog haar adem, nog haar naam. Hij kon gewoon nooit meer winnen, niet van haar, niet van zichzelf, niet van de ander, niet van de rest. Zonder haar was hij een lege huls vol wanhoop en verdriet, lucht zonder aarde die helemaal niemand meer kende, niemand meer liefhad, zelfs zichzelf niet meer zag. Hij was onzichtbaar, stuurloos ontspoord door ellende, hij was een gebroken ziel die verdwaald alleen naast de afvalbak lag.
Recente reacties