Resultaten voor het trefwoord blik

ik loop rond in de hoop – delphine lecompte

Ik loop rond in de hoop een mens tegen te komen
Die me een hart onder de riem zal steken
Mijn kleren verbergen mijn verbanden, maar mijn blik is erg bloot
De advocaatverslaafde fietsdief vraagt: ‘Hoe gaat het met je neus?
Heb je veel ongemak? Was de anesthesioloog een man?’

Ik antwoord op de laatste vraag: ‘Ja, een Ierse man.
Net voor hij mij in slaap prikte vertelde hij nog vlug een grap
Over twee dove tegelzetters, drie schizofrene coniferenscheerders,
Een lading gesmokkelde ossengalzeep, en kikkerdril aan waslijnen.’
De fietsdief verandert in een kangoeroe omdat ik geen plaats voor hem heb in de derde strofe.

Mijn vader neemt het op tegen de kangoeroe
Ze dragen beiden bokshandschoenen
In de buidel van de kangoeroe ligt een gestolen wafelijzer
In de heuptas van mijn vader ligt niets
Omdat mijn vader de verkeerde heuptas draagt.

In de juiste heuptas ligt een dode pimpelmees op een bedje van flosdraad
De kangoeroe wint en krijgt slaag van zijn verzorger
Mijn vader verliest en krijgt een troostprijs van mij: oliebollen
‘Ik eet geen oliebollen, ik wil mager blijven, dat weet je toch?!’ Zegt mijn vader korzelig
Hij is altijd korzelig, ik ook, kangoeroes soms.

Kangoeroes zijn korzelig wanneer ze worden gedwongen
Om krappe bokshandschoenen te dragen
Kangoeroes zijn kwaad wanneer beschonken bluessaxofonisten
Gestolen wafelijzers dumpen in hun buidels.

Kangoeroes zijn ook kwaad wanneer de bluessaxofonisten geen bluessaxofonisten zijn
Maar bijvoorbeeld kraanmachinisten, kangoeroes kennen het concept ‘beroep’ niet
Noch ‘roeping’, dit is mijn roeping, ik heb veel last van mijn neus.

weerzien – iniduo

achter de regenboog, langs de nulmeridiaan
blijft het water vlak, ergens zonder rimpeling

zal een zwaluw weerklinken in aardse schoot
de blik vooruitgeworpen op gewonnen tijd

gekeerde oneindigheid, herroepelijk hopen
gedurig ontsproten aan bochtenloos omzien

aan bezield ademen, of een benauwend hartzeer
een helix van ooit, gevangen in verloren wederkeer

door het oog van waarneming – iniduo

soms sluit ik mijn ogen
om te zien met onvergankelijke blik
de pieken en dalen lossen op,
het beeldkader wordt platter
en de verten komen nabij
ik stem af op mijn geluid
om te verdwalen in tonaliteit
te dolen tussen verbergen en onthullen
langs de randen van het zicht
waar besta je eigenlijk?

fictieve personages – manja croiset

besloten geen nieuwe relaties
aan te gaan
de ware zal ik toch nooit
ontmoeten

aandachtig sta ik op een tentoonstelling
een schilderij te bekijken

een warme mannenstem
achter me zegt
u lijkt op haar

voornemens de opmerking te negeren
maar mijn nieuwsgierigheid
is sterker

me omdraaiend komt mijn blik
terecht in vriendelijke onderzoekende ogen

in een poging me te verweren
zeg ik vinnig
een variant op
ik ken u ergens van
nee zegt hij
ik ken u niet maar ik zou
u graag leren kennen

iets minder bits zeg ik
onder het “genot” van
een glas wijn zeker

hij blijft charmant
in goed gezelschap heb ik
geen alcohol nodig
dient hij van repliek

gelijktijdig schieten we in de lach

en het pleit is beslecht

de dans – manja croiset

lichtvoetig gracieus
rond en vriendelijk
dan de beweging
fors en vierkant stampend
overgaand in zwaar lomp
traag en uitgebuikt
een boertige figuur neerzettend
gevolgd door een ontmoeting
een flirtende blik
een uitnodigend gebaar
de dranklucht kun je bijna ruiken
dans of het leven zelf
 
 
 
 
Dit schreef zichzelf, nadat ik het zo fysiek neerzette.

voor altijd loos – kate schlingemann

wat moeten we hier nog meer in zoekgeraakte hoeken
op tussentijdse grond terloops bij eb of vloed dan vloeken
wie houdt zijn handen thuis, hangt met kindontgroeiden rond
wie knoopt de lakens lang genoeg alsof wij al ongezond
hun blokken zijn aan been, wie maalt om ons, en komt op deze dag
ons niet met afgewende blik gedogen, nu we zelfs in boeken doven
en het binnenleven niet meer gaat, als we van alles niets meer mogen
buiten deze staat, naar zee zouden we wel willen, wij die niet te peilen
diep tot op het bot en laatst de zoute meisjes bleven

met ingehouden adem – jos van daanen

In dit gedicht ga ik geluidloos verdwijnen,
allereerst zak ik tot mijn kin weg tussen de regels
om dan kopje onder te gaan in het diepere wit.

Als ik eenmaal onder ben, kijk ik weer omhoog
om te zien hoe het balletje van jouw pen
blauwe golfjes trekt over mijn verbaasde blik.

Ik lees in spiegelschrift mee en begrijp je niet,
volg je hand tot aan het puntje van je zin
en drijf al klauwend weg naar open ruimte.

celibatair – maaike klaster

Grond heeft mij allang verloren.
Alleen woorden schieten wortel.
Hier op papier ben ik een bloem
van blauwe inkt het blijvende

liefje, ik kom pas slaaps tot leven
waar vlijtig lezen begon.

Onder jouw blik geeuw ik
                      deinend op mijn steel
                                            darrig als een bij
                                  en met een warme zin
                      breek ik de gelofte
aan bevroren schutblad.

Zie mij
steeds opengapen in jouw zon.

* – danique corman

Wanneer er gezwegen wordt zonder een glimlach verberg je het gemis
Het verlangen van steun door de afgelopen jaren droefenis

De frustratie willen uitschreeuwen, de pijn die in je hart maalt
door vele teleurstellingen niet weten waar het zich herhaalt

Dan nog de indringende vraag wat mijn karakter vernietigt
Ontwijken door mijn blik af te wenden wordt het beëindigd

Bang om verraden te worden door mijn eigen kijkers
twee zielen die samen komen, beide gekweld door verdriet

Hoop kunnen uitwisselen met je om de stress te bedrukken
alles door te vertrouwen wat een mens kwetsbaar kan verdrukken

De verwijzingen en misleidingen die “mijn” ziel doen uitroeien
ik neem alles voor lief anders zullen de verwijten alleen groeien

Soms willen uitschreeuwen wat in gedachten voorbij vaart
dit vergezellen met een arm die om me heen slaat

Een goed gesprek met een waardevolle ervaring als vervolg
die mij weer een andere kijk op het leven kan aanbieden

Als ik mijn mond open, mijn longen vol zuig met lucht
mijn handen verbergen alsnog de opening zodat er niks vlucht

Maar vingers laten een kleine spleet ontsnappen
net groot genoeg om een zucht te betrappen

Daarna de snijdende stilte terug in mijn hart te verstaan
Vermoeiend als het is; telkens de fout weer begaan

Eindelijk een heldere blik vragend, een geruststelling moeten zijn
toch afslaan en niet uit mijn woorden kunnen komen het ongein

vertrouwen als een vooroordeel kwijtraken in de mens
zenuwen die mijn hoop doen opgeven; het verlies van een wens

Wat zijn wij als mens zijnde toch ongelofelijk ingewikkeld
verborgen in deze wereld, verplicht te onderzoeken

verborgen land – jos van daanen

Er lopen kloven over je voorhoofd en ze druppelen
vertraagd langs je slaap naar beneden, één ooghoek
meeslepend in hun val. Het leven elixert op den duur,
maar daar kon ik vroeger al niks mee.

De schors schilfert van gedroogde kerven in je huid
en je ruikt sterker naar de dood, dan ooit.

Hoe ooit ruikt herinnering? Als een grot vol vleermuizen?
Een rottende hoop vernederingen, een ravenmoeder?

Met een blik in je heldere oog ontdek ik nog net het land
dat je voor me verborgen hield, de bomen die reiken
tot waar je gedachten zweven op de leegte, het kind,
van geen schuld bewust.