Voor een gezonde stoelgang loop je niet naar de bank.
Berry Tunderman
Voor een gezonde stoelgang loop je niet naar de bank.
Berry Tunderman
zit ik weer
met mijn dikke
ze zeggen die
zijn het effectiefst
ze kunnen me wat
ik zit hier maar
op de bank
met overal vlekken
Of ik je nog graag heb?
Kijk maar naar de verwikkelingen.
Er zijn er minder, maar ze gebeuren nog.
Zelfs tussen de keuken en de bank.
En de dank die op het aanrecht staat te geuren.
Mijn hand die zich verstrikt
in het verslikken van je huid,
als je naar me uitschuift in je slip.
Het vloeken van de hoeken van het bed.
De pret is wat verlegd naar de randen van wat kan.
De dorst wat opgedroogd.
Maar ik voer je nog zo hoog. Zo nodig.
Tot in de vaandels van de nacht.
Dat wat was, en er nog steeds zo mooi uitziet, dat wat was, en zoveel problemen geeft, dat wat je wil en niet meer wil, dat wat je verward, wat de vrede verstoord, de leegte wegneemt, de angst overwint, het dal dieper maakt en de berg hoger, dat wat was, als een spel op een glad wateroppervlak, de viool langs de snelweg, het verhaal dat allang afgesloten had moeten zijn, omdat het was, was, was, was, was, maar het houdt me vast, maakt en breekt de dag, dat wat je grijpt op de grens van leven en dood, je wraakt als je te dichtbij komt en naakt naast je moeder op de bank zet als je een grote bek hebt, waar je verveeld thee met te veel suiker drinkt en vogeltjes telt op het muurtje, alsof alleen de krant nog zegt welke dag het is, en zelfs een blauwe maandag kan voelen als een zorgeloze zonnige zondag zonder angst. Was je maar hier om het zelf te kunnen zien.
Wij, naast elkaar
op die afstotelijk lelijke bank
zeggen niets.
Onze geesten geanimeerd in gesprek
stoken samen een vuurtje.
De jouwe vertelt – ook al pook ik teveel –
dat als de rook is opgetrokken
jij toch warmer wordt.
Wij, zonder maatgevoel
maken tweestemmige tonen.
De mijne vertelt – hetzij met valse lucht –
dat als je goed luistert
zij steeds meer klinken als één.
Perfect passend trekken
tegenpolen elkaar aan.
Op die afstotelijk lelijke bank
ontstond iets oogverblindend moois.
op een muisdag
de kater verjagen
luilekker op de bank
luisteren naar een mengelmoes
van kinderstemmen
en Jimmy’s blues
Om door en zevenjarig gat te vallen heb ik een extra paar armen nodig om me
vast te houden, maar wat mensenarmen betreft zijn hier alleen de mijne,
wat ook precies de reden is dat ik val. Terug in de tijd, langs lege kalenders,
agenda’s, bedden, een bank waar ik ook nu in mijn eentje op zit, en alle mannen
die ik dood heb laten bloeden, zelfs hier op deze vloer, omdat deze isolatie,
eenzaamheid, afzondering – noem het wat je wilt – nog altijd beter was dan het
alternatief: me opnieuw laten naaien, of erger, verkrachten in mijn eigen huis.
Dus het spijt me voor alle verloren tijd, mislukte pogingen om liefdeloos binnen
te dringen in dit verdorde paradijs, een paleis waar gladde muren, spiegels,
tegelvloeren steeds met dezelfde tranen worden schoongeveegd, waar ondanks
alles Vreugde nog steeds leeft, want denk niet dat iemand heeft geholpen toen ik
schreeuwend op de ramen schreef: Help!
Ik heb vandaag weer niks gedaan.
Ik heb vandaag weer van alles gedaan.
Ik deed het allemaal met volle overtuiging halfslachtig.
Ik lachte, maar met reserve.
Ik zat, maar niet erg rustig.
Ik legde me neer op de bank, mijn hoofd bij onaanzienlijkheden.
Ik koester – ziehier, het bewijs – de zegenrijke toestand van de irrelevantie.
Ik koester het bijbehorende gevoel uitgerangeerd te zijn.
Ik ben dat ook werkelijk en zoek slechts het succes
één verdwaalde fan te hebben.
Ik doe mijn best voor dat specifieke succes.
Maar ook weer niet té…
Dat komt: die ene fan is verzot op mijn nonchalance.
In die nonchalance wil ik tot mijn laatste snik betrouwbaar zijn.
Mijn handje slap over de leuning hangend, mijn ogen lodderig.
Kop in een wolk van vage zegetochten.
Ik heb ze dichtgedaan
onze bevruchte ogen
ze liepen vol met water
en de kamer stroomde over
we nestelden de bank
de opgetrokken benen op
het droge
dit is geluk, dacht ik
terwijl de kat voorbij zwom.
de man op de bank ziet de man van de bank
hij staat daar achter het raam
naar buiten te turen, en ziet de man op de bank
beiden drinken wat, beiden staren wat
de man in de schoudervulling rookt een spriet
de man in de zwammenjas rookt wiet
het licht gaat uit, de aktetassenman verdwijnt
de man op de bank zwaait
naar de man in de zwarte sedan
opgeslokt door de nacht, blaft er geen hond
naar het rammelen van een winkelwagen
Recente reacties