Resultaten voor het trefwoord bal

bal – jaco wouters

Ik gooide een bal
er kwam een klaaglijk geluid uit

ik wist dat een bal
je wezenloos kan laten schrikken
maar dat hij zijn bek niet kan houden
dat hij zijn ware aard niet toont
is ongehoord.

meester zonder gezicht – joost de jonge

Ik hou vast aan de meester zonder gezicht
Een beeld van stralend helder licht
Ik zie alles in dit licht zonder lichaam
Zwevend over de aarde zijn overal regenbogen
Dit licht doorstraalt mij
Rijen huizen rijzen aan de oever van een brede rivier
Achter de huizen liggen bergen van stralend groen
Trillend in deze regenboog zag ik mijn gezicht
Een beeld van stralend helder licht

Steentjes in allerlei zachte schakeringen bruingrijs liggen in een bed van zand
Ik loop hier lachend door groen golvend land
Boomblaadjes dansen in licht dat al twinkelend de kloof van mijn verlangen dicht
Ik loop hier lachend door groen golvend land

Een geluid dat mij lijkt te doen draaien, grind knarst onder mijn voeten
Gelijk de bal van mijn voet bij iedere stap die ik zet in het uur van mijn stilte
Een streling van koude lucht kleeft als een zuigzoen onder mijn jas
Zand stuift op boven het smalle door braam en brandnetel overwoekerde pad
Enkele wandelaars lopen achter mij
De afstand tussen ons is groot genoeg om in mijn wolk van stilte te blijven

Glinsterende groene klank van duister blad
Blad dat in de verte met een zeker geweld deint op de aangezwollen wind
Ik lach om het onbekende in de wind die mij vijandig lijkt te zijn
Lachen als een dwaas om een grap die ik niet begreep
Een poets die mij gebakken is, niet door een bekende maar door een onbekende
Een meester die zijn gezicht niet laat zien

Ik ben een verdwaalde dolende ziel in het aardse
Bijna niemand zoekt of vindt echt, het ondenkbaar spirituele blijft onontgonnen
Ons lonkt slechts de consolidering van dagelijkse geneugten
Wij willen niet verlost worden en zouden zeker de verlosser weren

Lag in mijn luide lachen dat helder klonk niet het onbekende besloten
Was het misschien juist dit niet weten dat mij even verhief
Alles is relatief en hoe graag ik het ook wil ontkennen ik heb het leven lief
Dit lijf dat ik ben is niet alleen leeg maar zit vol met bloed en meters gevulde darm
Ik heb geen eigen wil, maar verwerkelijk de wil van de natuur
Ik heb geen eigen geest, maar leef de universele geest van de mensheid

Ik hou vast aan de meester zonder gezicht
Een beeld van stralend helder licht
Ik zie alles in dit licht zonder lichaam
Zwevend over de aarde zijn overal regenbogen
Dit licht doorstraalt mij en huizen rijzen aan de oever van een brede rivier
Trillend in deze regenboog zag ik mijn gezicht
Een beeld van stralend helder licht

soldaat van oranje – cilja zuyderwyk

Vandaag slaagt het kind er nog één keer in
zijn wonden te slaan in hoog sluipend gras
hij is een soldaat, schreeuwt wat
lager dan zijn broer, het onnozele kleintje

Het geweer is van vurenhout, onder zijn
neus een blikje Cola Light
beter dan verrotte tanden als je oud bent
zegt moeder, zij drinkt de Viva

Hij schiet wat in het rond, maar er is niemand
die antwoordt, schuimbekkend crepeert
tussen kindergelach en vlechtende meisjes

Hij slaat in het gras, er springt een gifgroene
kikker omhoog duikt in de vijver
hij smijt zijn geweer naar hem toe
Er drijft een oorlogschip tussen de gele lissen
vader pompt een oranje bal naar de kloten

Ze beginnen, roept hij.

de zwaan – s. de wild

Ik viel in slaap in het Verborgen Land,
ik droomde in het stille Rijk van Sneeuw:
de dag was donker, helder was de nacht;
het speelvuur wankelde en wond zich op tot
een bal van vreemde tekens aan mijn voeten.
Behoedzaam sloop de jager door het gras;

de Zwaan dreef op de woeste golven van de
bodemloze nachtrivier -trots boog het dier
zijn hals en sloeg toen beide zwarte vleugels
uit-; ginds, aan de oever van het eiland,
glinsterden de pagodes, schenen vreemde
huizen met oranje ruitjes in de grijze mist.

Vrouwen waren bezig was op te hangen
in een felgekleurde schort; een strenge
visser maakte knopen in zijn net; zacht
streelde de boze man zijn pijl en lachte.
Voorover viel ik in het rijk van Sneeuw,
ik droomde lang in het Verborgen Land…

opmerkzaamheid – elize augustinus

de bal rolt:
de dag zwart wit aan onze voeten

we schoppen er tegenaan, of we rapen hem op

we zien vogels: vogels die te pletter
vliegen tegen glas, krassen woorden

open die blijven hangen: aan de galg een gouden strop

hoofd- en bijzaken – gronama

zijn weggetatoeëerde armen bollen
machtig uit zijn shirt
dat een mens
zoveel op armen blijkt te kunnen uiten
onafwasbare spiekbriefjes
uit zijn ongetwijfeld stoere Popeye-leven

misschien twaalf oude liefjes
of zeven nieuwe hartediefjes
of zijn meest geliefde spreuken
of kruisje, nulletje gespeeld met naald
alles kan daar flets en wazig staan

gelijk graffity
op de dure armen van niet-arme
echt goed zien kan men het niet
want het draait hier niet zozeer
om armen
maar meer om vele benen rond
een ronde bal
met rijkgedecoreerde helden
zoals deze
daaromheen, dat de camera
niet zoomt is heel gemeen

plakkies – martin m aart de jong

Je loopt op beterschap
droomt banden
met Suid-Afrika
zwart zijn de zolen
zwart is de weg
zwart zijn de gaten
in die melkweg

op kleppervoeten
klapper je af
op vrouwenvoeten
wacht je
smacht je naar
haar armen

om alles

door alles

voor alles

haar

kleuren
getekend

haar
verleden
geketend

kettingen
rammelen
kettingen
zwaar van metaal

& de bal rolt
& de bal rolt

groen gras groen gras
van/ naar / door
oranje voor oranje
aarde en voeten
spelen rond
en met elkaar
de bal rond

de aarde rond
alles is rond
en alles sal reg kom

daar onder bij die millies
bij die groene dorien boom.

niets zo erg – eelke van es

Er is niets zo erg als je kind verliezen.
Er is niets zo erg!
 
Aan de zee bijvoorbeeld,
afgedreven als een bal die
over de voorste golven is geschopt.
 
Er is niets zo erg als je
kind te zien stikken in het water.
Niets! Nee niets liever willen
wij dan een blozend kind.
 
Niets liever!
 
(Want er is niets zo erg!)