Resultaten voor het trefwoord avond

zomeravond – august tholen

Van volstrekte koude naar een
avond in de zomer. De zon
zwenkt en dooft de ruimten
tussen de gebeurtenissen,

daar waar niemand is,
of ik, maar nauwelijks dan.

Ik hoor het ruisen van sparren
maar geloof ze niet. Leugens-
allemaal leugens. En toch, wat
een fraaie onwaarheid.
 
 
II
 
Dit: het zitten in een tuin op een
zomeravond, en een oorlog
horen komen overruisen
als een zwarte vogel.

Dan het paniekgevoel
beheersend om het gesprek,
deze schijnbare vredigheid
voort te zetten.

[30-064][1980] – pastuiven verkwil

gesombresseerde impromptu’s
achtergrondig
achter spiegels
achter schaduwen
achterin mijn uitvloeiende inkt

Bleu Mystère
blue blauw rauw kou hou

geen krassen
nee wij schoonschaatsen
over de belijnde witte maagd

ik blauwvouw je neer
dicht bij mij
deze avond
voor even

zuidpoolijs – iniduo

men zegt wel;
laat geen dag, geen avond hetzelfde zijn
zodat ijs verdampt
en het klimaat verandert, hoewel niet voor het leven

de zon doolt rond in onze tuin op het zuiden
waar het niettemin een aantal graden koeler is
zo verkwikkend, dat ik in de vijver met troostvissen
bedlegerige gedachten zie zwemmen

op het liefdevol spiegelende oppervlak
breken wolken traag open tot schaduw
mijn adem dooit gretig in ontvankelijke lucht
en eindeloze slaap kleurt eindelijk vriesdroog

geen dag te vroeg

“” – pallas van huizen

houden van is een principe
dat maak je niet na
vrij van opvoeding
wars van regels
het weer liegt niet
de buitenwereld is wakker
mijn binnenwereld slaapt
wij extremelingen
zijn in deze stad, dit land
naakt
naakt als de regen
een gedachte die vrijuit praat
de avond is nog jong,
de nacht is lang
het is seksen tegen de tijd
vechten om de laatste kruimel
en werken, werken, werken
o god, keihard werken
opdat de vrede blijft
fantasie faalt nooit
– thuis is het rustig.

monsters en beesten – nicole de korte

Laat in de avond
Diep in de nacht
Slapen de meesten
Of houden de wacht
Voor monsters en beesten
Slapen lukt mij niet
Ik heb geen rust
Rook nog wat wiet
Niemand die mij nu sust
‘Het komt allemaal goed’
Zegt iedereen vol vertrouwen
Dat is voor mij te mooi, te zoet
‘T is mij nu al aan het benauwen
Toch ga ik er 100% voor
Niemand die mij stopt
Uiteindelijk alles dat klopt

voortschrijdend inzicht – iniduo

om een of andere reden die zo
op het oog nogal onbenullig lijkt
tel ik de tegels van de stoep voordat
de grond onder mijn voeten bezwijkt

ik wijk van diepgezonken wegen
mijd ingesleten, rechte paden
stap door het oog van de naald
wuif takken weg, blijf doorwaden

met spinrag in het bezwete gelaat
met licht tussen gebladerte als respijt
zolang de ochtend van de dag volgt
op de avond van autonome tijd

beëlzebub – iniduo

Het is al één uur en ongemerkt middag, na nachten doorwaken
en verdwalen in letters op het toetsenbord. Gedachten dwarrelen
nog steeds binnen vanuit sterrenstelsels en gangen van kinderlijk

verleden. Ga weg, gespuis. Maak frisse ruimte voor ijverig gebezem,
blaas stof uit de hoeken van het heelal. Wat is toch dat venijnig geraas
van draaikolken achter de windstilte. Dat schuilt als zuchten of zwijgen

nu eikenbladeren eenzaam wiegen. Dat wortelt als dromen in bomen.
Welke genen neigen naar schurende woede. Zelfs nu het vlees is gepijnigd
tot rauwe biefstuk. Zelfs nu het zowaar routineus avond lijkt te worden.

de ademhof – iniduo

elke herinnering is in de aard
van de zaak beschreven blad
in de nerven van mijn brein
heeft zich een idee postgevat

dat de groenheid van de weide
nooit hier is maar altijd ginder
dat de maagdelijke lente broos
is als de vleugels van een vlinder

dat de koelte van de avond
en de ijzige stilte van de nacht
een voorbode zijn van het
onvermijdelijke dat wacht

dat naderend gebrek komt als
een bezoeking die nooit went
en dat de dagen van de eeuwige
jeugd lijken als heilig sacrament

zodat de dagen van het heden zijn
gevormd naar een zoet voorbeeld
en het wachten is op die ene dag
waarop de wonden zijn geheeld

een week is zomaar weer voorbij – dio the cilany

we houden ons staande
door een hoge graad van onbenulligheid
om ons heen en voortdurend

naast een dosis verschraalde rook
en geur van ranzig frituurvet
wachten we op een deur

of alleen maar haar brievenbus
een open gleuf met enig zicht
op bestaan rondom en enig vuur

het is weekend en voor even
gluren Kant en Schopenhauer van hun plank
verloren zielen naast een glas

naarmate de avond vordert
die kwistig en enigszins giftig was

* – bennie spekken

een vredige avond
hoe is het mogelijk

geen hond op straat
geen sirene in de verte

vrouw aan de bloedwijn
en ik in haar schaduw

een vuurtje stoken