Resultaten voor het trefwoord aureool

albedo – pastuiven verkwil

een hooglied

ontplof in mij
doorboor me
laat je materiebrug
voorbij Heimdall
levenswarmte slaan

jouw corona
is mijn aureool
fotosfeer mij in kleur
niet sepiaans

doorheen mijn aderbanen
licht jij donkernis
met je wind
verschuif je mijn noorden

circumceer de muren
rondom

kom

laat ons weerschijnen

ik wandel naar huis – joyce de badts

een snelle wind blaast gruis
een stadsballet voor me uit
met mijn aureool van Polly Jean
kan ik niet anders dan

stralen

beats of love dragen me
over het plaveisel van de nacht
het ochtendgloren in
blikjes, blaadjes, vroege bloesems, kletterende banieren
scanderen

mijn naam!

een medestander kruist mijn pad en lacht
hij weet
ik ben de ster
van deze clip
die dronkenschap heet

aflaat – benne van der velde

(of: hoe wij ermee rijmen)

   
Kuttekoppie kan het kloppen
dat ik lieve verzen schrijf?
Zelfs je bruin konijnenhol
blaf ik vol zonder te stoppen
en inderdaad met liefde…

Heb me lief en lik mijn naad.
Zorg zo dat ik bij je blijf?
Slettebakkie, zaadjesslet;
klein in bed met stoere praat
en ik bang dat ik griefde.

Met mijn lul vol goede moed
bespeel ik je zo geile lijf.
Jij woohoot je Sim weer dood
waarna ik, nog goed doorbloed,
doorspeel zoals jij het bliefde.

Ik nam je voor je gameconsole.
Wij neuken ook uit tijdverdrijf.
Voor ik kwam in je gezicht
richtte je je aureool
die mijn botte lust doorkliefde.

Niet dat ik niet komen mag.
Eerst zuig je me vakkundig stijf
als heilig schijnmatroosje,
je doosje onder kapersvlag
die ik ook vol poef paf piefde.

japik en ik – eelke van es

Mijn beste vriend? Japik Veenbaas,
waarover dit relaas.
Hij had toch kloten aan zijn taas,
geloofde strak in Sinterklaas,
mijn Japik Veenbaas.
Japik was een goede vriend,
een oudgediende,
samen naar de kleuterschool
in een gommend aureool
van onsterfelijkheid.
Japik en ik Japik en ik
we waren nog vrij
want alles kleefde en niks niet
ging voorbij,
Japik Veenbaas was van mij
en ik van hem,
ik kleurde in zijn schelle stem,
ik tornde aan zijn lijf,
ik klikte overdrijf ik Japik?
Hongerig lopen in de wal
waar kikkers samen slapen,
struinen in de koeienstal,
naar kalfjes gapen,
trappelende dieren,
slapende stieren,
strontvlieg staat recht overeind,
aan de knikkers komt een einde jongen,
zo verlaat een man de buurt,
met stokken stenen ongedurig,
modder in de lakens,
hoofdjes kraken hoofdjes van goud,
we worden oud,
hij was van mij maar
geef hem aan de volkeren,
laat de wolken wringen,
hij komt zingend naar de sluis
(niet oversteken stout),
thuis staat thee met krakelingen,
Japik kom mee, kom mee naar huis.