1. Ga nooit alleen zaken doen.
2. Laat het huis taxeren door een onafhankelijke taxateur.
3. verkoop eerst je oude huis voordat je een nieuw huis koopt.
4. Zorg dat je niet meer leent dan je kan dragen.
5. Praat alles goed met elkaar door.
Bij punt 1:
Neem een vertrouwd persoon mee en let samen goed op wat er gezegd wordt en geschreven staat (vooral in de kleine lettertjes), laat je niet onder druk zetten en gebruik je verstand, wat de ene niet weet of ziet dat weet of ziet de ander misschien wel, want twee weten altijd meer dan één.
Bij punt 2:
Geloof niet zomaar de verkooppraatjes van de verkoper, maar laat een buitenstaander die verstand heeft van zaken de woning zo precies mogelijk taxeren.
Bij punt 3:
Tref een overgangsregeling met de koper van je oude huis op het moment dat je naar een nieuw huis toegaat. Eventueel kan je ook in de vrije sector huren.
Bij punt 4:
Hou rekening met eventuele extra kosten door de geboorte van een kind of kinderen, ziekte, ontslag, het wegvallen van de naaste of onderhoudskosten aan het huis.
Bij punt 5:
Zorg dat je van elkaar weet waar je aan toe bent bij verschillende denkbare situaties. Zeker weten is altijd beter dan achteraf zeggen: Had ik het maar geweten. Je moet goed beslagen ten ijs komen, dus wees er op voorbereid dat het soms nog wel eens tegen kan zitten.
Resultaten voor het trefwoord altijd
Dat mensen individueel soms fouten maken, misdrijven begaan, dat zal er altijd zijn, maar eigenlijk hoeft er nog maar één echte oorlog uitgevochten te worden. De oorlog waarbij het volk alle dodelijke wapens van de macht afpakt en vernietigd.
Daarna pas zal er eindelijk echte vrede zijn.
er lag iets in de lijn der verwachting
op de weg die bestemmingen verbindt
ik zag eerst niet goed wat het was
het bleek zo te zijn, zoals ik altijd al dacht
mijn verbeelding trekt in cirkels rond de polen
door een onbeantwoorde weg gescheiden
van de plek die lichtjaren voortduurt
van het continent dat verlangen voortstuwt
met aarden handen moet ik mijn akker doorploegen,
glooiende velden ontgronden, onomwonden
om langs wederkerende wegen te ontkomen
te verdampen tot een onzichtbaar elders
in de verte, met samengeknepen wimpers,
lijkt of alles zo heeft moeten zijn
Wat kan ik soms
bewondering hebben
voor de ontploffende mens
die zijn verontwaardiging
recht in ieders face-
palmt
Ik kan dat niet,
ik moet altijd
de nuance zien,
ik val nog wel eens
met een verlamde tong
van
een
niet
uitgesproken mening.
Voor altijd vergaderen ze daar,
de vijftien, in de Berlijnse villa
Am Großen Wannsee.
Regende het? Sneeuwde het?
In het ketelhok van de hel
overleggen ze voor eeuwig
op welke wijze miljoenen
mannen, vrouwen en kinderen
te verdonkeremanen.
En zelfs de duivel, die ze tracht te
onderbreken voor versnaperingen
– koekjes en thee – stuit op hun
ijzingwekkende zakelijkheid,
wordt door hun boekhoudkundige
moordzucht gegrepen en fluistert
– ondertussen gedienstig thee
schenkend – voor zich uit:
Als god nú nog bestaat
heeft hij het niet begrepen.
Voor altijd volwassen zaten we
beklemd tussen de boeken bijeen,
dichtend de gaten van het verleden,
balsemend de oude gezichten.
En bij ieder lijk dat we
uit het zwarte veen hesen
riepen we: Ach wat is hij dood!
En we probeerden niet te zien
het wurgkoord losjes rond de hals
en het gat in de met leer beklede
schedel, of de in waanzin bevroren
uitdrukking in de voorbije ogen.
En we probeerden een kroniek
te schrijven waarin zoons niet
werden omgebracht door hun vader,
en broers niet door hun broer.
En we probeerden de grote en kleine
botten van deze in vlees geschreven
geschiedenis zo te ordenen dat ze niet
langer verhaalden over geofferde zonen
of eeuwig roependen in de woestijn.
En voorgoed beklemd tussen de
onvermijdelijke bladzijden van de
volwassenheid smeekten we ach
laat ook dit een voorbijgaand verhaal zijn.
Broer die ik liefde noem,
hoe vaak kwamen we elkaar
niet tegen in de zachte delen
van de nacht, in het craquelé
van oude verflagen en in pas
gewassen winkelruiten?
Altijd als vreemden, omdat
op jou geen naam wachtte
daarbuiten, enkel verlossende
handen om je gruizelig lichaam
van schede naar graf te dragen.
De taart en de slingers, het
gelach en de koekjes met de
tekst ‘U staat op het punt om
een onbekende weg in te slaan’
waren voor mij, je remplaçant.
Een goed moment, leek me,
om zelf eens op te staan uit
dat graf waar ik zolang
in gelegen had,
verstoken van poëzie, de
beloften en dagen tellend
op de vingers van één hand.
Er is bijna altijd meer aan de hand. Het is nog niet eens de buikpijn als ze mij daadwerkelijk laat vallen, maar vooral het liegen, anders voordoen, de stress die zo’n pijn doet, die ik voel en meeneem naar mijn werk, naar huis.
“Het geeft me een kick.”
Ze stond op, gaf hem een kus, trok een joggingbroek aan en liep door de achterdeur naar buiten. Uit een vuilniszak haalde ze een pakketje tevoorschijn. Een pakketje dat hij handig uit haar handen griste bij de deurpost.
Beneden op tafel stonden twee lauwe kopjes thee, wat lege blikjes en een glazen asbak die hij net geleegd had.
“Geef me je pas eens.”
Hij strekte als vanzelfsprekend zijn hand uit en wachtte tot hij de plastic rand in zijn hand voelde. Zonder elkaar aan te kijken sneed hij het pakketje open.
“Ga maar alvast op je buik liggen.”
Het is altijd even spannend dat moment, maar na vier jaar raak je er toch een beetje aan gewend.
Daarna hebben de gordijnen eventjes in de brand gestaan, gleed de maan zachtjes langs haar oren, druppelde kaarsvet vertraagd langs haar benen en stond alles vast wat eerst opeens op twee losse schroeven leek te staan. Twee losse schroeven die ze maar wat graag aan heeft willen draaien, die steeds maar in mijn buik bleven draaien. Al vier jaar lang, elke dag een beetje meer, een beetje harder. Al vier jaar lang ‘goed geregeld’
en er is nog steeds niemand die het ziet.
Ik loop rond in de hoop een mens tegen te komen
Die me een hart onder de riem zal steken
Mijn kleren verbergen mijn verbanden, maar mijn blik is erg bloot
De advocaatverslaafde fietsdief vraagt: ‘Hoe gaat het met je neus?
Heb je veel ongemak? Was de anesthesioloog een man?’
Ik antwoord op de laatste vraag: ‘Ja, een Ierse man.
Net voor hij mij in slaap prikte vertelde hij nog vlug een grap
Over twee dove tegelzetters, drie schizofrene coniferenscheerders,
Een lading gesmokkelde ossengalzeep, en kikkerdril aan waslijnen.’
De fietsdief verandert in een kangoeroe omdat ik geen plaats voor hem heb in de derde strofe.
Mijn vader neemt het op tegen de kangoeroe
Ze dragen beiden bokshandschoenen
In de buidel van de kangoeroe ligt een gestolen wafelijzer
In de heuptas van mijn vader ligt niets
Omdat mijn vader de verkeerde heuptas draagt.
In de juiste heuptas ligt een dode pimpelmees op een bedje van flosdraad
De kangoeroe wint en krijgt slaag van zijn verzorger
Mijn vader verliest en krijgt een troostprijs van mij: oliebollen
‘Ik eet geen oliebollen, ik wil mager blijven, dat weet je toch?!’ Zegt mijn vader korzelig
Hij is altijd korzelig, ik ook, kangoeroes soms.
Kangoeroes zijn korzelig wanneer ze worden gedwongen
Om krappe bokshandschoenen te dragen
Kangoeroes zijn kwaad wanneer beschonken bluessaxofonisten
Gestolen wafelijzers dumpen in hun buidels.
Kangoeroes zijn ook kwaad wanneer de bluessaxofonisten geen bluessaxofonisten zijn
Maar bijvoorbeeld kraanmachinisten, kangoeroes kennen het concept ‘beroep’ niet
Noch ‘roeping’, dit is mijn roeping, ik heb veel last van mijn neus.
Daar waar ik gewend was je te zien
waar je altijd zat en sprak
het is er niet meer
je bent weg, ik ben weg
het is weg, alles is weg
Het enige wat er nog is
is een diep gat
in mijn hoofd, in mijn hart
het gemis doet zo’n pijn
geestelijk, mentaal
Daar waar ik gewend was je te zien
het is er niet meer, het is weg
alles, alles is weg.
Recente reacties