I
het gras doet geen moeite meer
voor de mooiste vrouw
het laat zich haar
gaan liggen en vangt
een zonnebril op die
achteloos van haar hoofd glijdt
en wat blad van de bomen
Het Hof in geuren, herfst
op een blanke huid
II
de herfst aanroepen en denken
dat het dan wel goed komt
met wat beelden de goden
op goed geluk verzoeken
aan de vooravond
van haar komst
dat het weer om zal slaan
met trek in de schoorsteen
en sissend eikenhout
III
nat nog van de gekapte boom
die herfst was in blad en bast
de jaarringen nooit geteld
niet het water, noch de wind
aan de vooravond
van het vuur
dat aan mij voorbij zal gaan
omdat morgen zij, omdat
morgen zij een ander zal zijn
IV
dan klatert water
in het watercloset, geen rivier
met smeltwater en stenen
die onze dranken koelen
naast de tent die de elementen
door haringen gebonden doorstaat
dan klatert water
en sluiten we de ogen met
hoor je de wind, de regen?
Recente reacties