sui iuris – sunshine tenochtithlan

Hoe glad de praatjes voor de vaak
stilaan gaande zwerver door de stad
van het tumult, waar hij alleen
verdraagt wat hij zelf niet vinden wil.

Anderen vinden; van hem, vooral dat.
Tot wurgens toe valt hem de strop
om de enkele reis naar het meer
van hetzelfde, getrouw de traditie

onbetaalbaar. In slinkse taal roept
hem de plicht, geen recht op reclame;
bij verzaking ruikt het naar gebakken
peren, dreigt het bankzitten te bedélen.

Het tumult neemt almaar toe; zijn hoofd
staat er, hangende het uitblijven van
enige onderhandse leniging, opgelicht
bij; ijs kort de staf, niet langer land.

Hij besluit tot nog één laatste opsteker,
belegt de investering van zijn leven;
resultaten uit het verleden gegarandeerd.
Hij schikt zijn das. De stoel valt traag.

Reageer