song van snorrebaard – alexander baneman

een gruweldicht

langs de paden van verdorde vogeltjes met houten poten
wacht ik in de pijnboom op pleuris voor pokkenkauwen
met git in de kop en zwaarden van zwavel in scheepsmondjes
om te roeren de stofzuiger met piepende propwieltjes

het bed van stenen is de laatste
rustplaats van haren uit het hoofd
en mokkende murmels vocht van
een veer uit dronken dorgrond

plankjes knakken onder de gele borstjes vandaan
met dank aan de serieuze stenen van de zwarte
grollen in het rokende roergebied onder bomen
van schnitzels als schreeuwende wonden

het bed van stenen is de laatste
rustplaats van haren uit het hoofd
en mokkende murmels vocht van
een veer uit dronken dorgrond

schellen in de gang en schuifels achter de deur
zachte wolken van duistere pakkingen in mannetjes
van dentaalwit boven de daken git gescheurd wol
uit oma’s winkeltje achter de schelmen stammen

het bed van stenen is de laatste
rustplaats van haren uit het hoofd
en mokkende murmels vocht van
een veer uit dronken dorgrond

ik dacht aan de boom en zag haar vallen met het
metaal en geel als inhoud voor een maandstond
aan vallende bloedziektes zo met van die trillingen
varkensvlees op de grote korrel de muren spuwden

het bed van stenen is de laatste
rustplaats van haren uit het hoofd
en mokkende murmels vocht van
een veer uit dronken dorgrond

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Recente bijdragen

Recente reacties

Cookies?
Cookies = OK