Nee, niet doen, roept zij en fladdert met haar haren
en juffrouw, dit had ik niet besteld. Haar winterogen,
lichtend grauw als nevel boven zee, zien uit haar raam
soms dagenlang het hinkelmeisje dat ze was, gevlochten
en geschaafd en ’s avonds schorseneren.
Ze schrikt. Een hand. Ze staart ernaar, verroert zich niet
totdat de hand beweegt. Ga weg, gilt zij, ik roep
mijn broer, die zal je mores leren.
Ik zie haar kijken naar haar hand, totdat zij opziet
in verwondering, vraagt: hoe heb je me gevonden?
Reageer