over de waakzaamheid van gras II – ruud poppelaars
Je houdt je vast aan vallende sterren, stenen zomers,
papieren lentes.
En de vleermuizen suisden nog wel zo mooi vroeg dit jaar.
Reeds bezongen in de groeven van je gezicht de honderd tongen
van de meikever. De dagen opgerold in gonzend licht; en
volgelopen
-van zilver- zei je -van titaan- dacht ik. Een novembermeisje
bombastisch wit. Het stond tussen gras te drinken; te verstenen
in kreten met kristal.
Een gedroomde roos of een verzwegen haven; kalklijnen verheffen
zich niet om in te verdwijnen.
Het is hier dat ik de wereld draag aan de poort van de zee die
opengaat als het hart van de bij. Jij het blad, waartoe alles
beweegt plooit op bed met de dag ertussen
en een oude horizon op m’n kussen legt.
leest luchtig, loopt goed in elkaar over
een hoog poëtisch gehalte
werkelijk mooi!
graag gelezen
Hoi Ruud,
Je weet ik hou niet van cretalogie.
Mooi, mooi, mooi, zonder opbouwende kritiek zul je van mij niet gauw lezen.
Soms maak ik een uitzondering zoals met dit gedicht;
want dit is gewoon,” mooi, mooi, mooië poëzie!
Als geheel treft het me wel. De zinnen lopen mooi vloeiend. De beelden spreken me minder aan. Enerzijds wordt er een coherent geheel gesuggereerd maar aan de andere kant is er zoveel inconsistentie in het gebruik van de beelden dat het een wiebelig effect bij mij teweeg brengt, zoals een storend testbeeld van de televisie. Ik zou dan liever een totale ontregeling zien en dan de vallen sterren maar laten vallen. Weglaten dus. Een oude horizon op mijn kussen vind ik een prachtige vondst. De term “bombastisch” is veelzeggend over het gedicht. Helemaal niet erg overigens. Je moet wel durven als je dicht. Die durf zie ik wel. Het resultaat niet helemaal.
Het begin is heel sterk, de tweede en allerlaatste regel springen er meteen uit, prachtig is maar een woord, top hoor!
Over in iemands hol kruipen gesproken, de juiste aars gevonden Monique?
Ja Hannepan, die reactie hakte er lekker in of niet dan! Kus mijn onbeschrijflijke kont.
Bij Martin doet het gedicht wat wiebelig aan, ik word er zeeziek van.
Teveel beweging in het beeld. Teveel opsommingen die ik al eerder gelezen heb zoals papieren lente. Een novembermeisje – ook al uit een ander werk – dat (tussen) gras drinkt, tot zover kan ik nog aan een koe denken.
Maar dan opeens is het meisje versteend in kreten met kristal.
Ik kan me er niets bij voorstellen. Tita tovenaar misschien, die klapte in haar handen en alles stond stil.
Zon, maan, sterren, stenen, seizoenen, de zee, de haven en dan komt de natuur ook nog om een hoekje kijken in de vorm van een blad, een bij en een verschrikkelijke horizon.
Nee Ruud, dit is het niet, jij kan beter.
poetica bombastica etcetera.
Meesterlijk! De commentaren van Hanny, niet het gedicht!
Als je gedichten goed zijn, dan sta je boven alle kritiek, wat men ook schrijft,
hoe weet je of je gedichten goed zijn?
of kunst echt kunst is
dat kan met zelfkennis
wie heeft het?
een mens is zelf wat het schrijft denkt, spreekt eet, een ander bedenkt het niet. Zelfs alle commentaren die men schrijft is de persoon zelf, het komt uit zijn eigen hart verstand een ander schrijft of denkt dat niet, iedereen houd zich een spiegel voor. Als je kritiek geeft, dan doe je het omdat je iets herkent, van jezelf. Een kunstenaar vertelde mij altijd we zijn op weg. Als je er mocht zijn, dan wil je een ander helpen oprecht te bouwen. Vaak is het beter te zwijgen. Wijsheid is goud. Niemand is het. Zolang onzekerheid de boventoon voert, dan krijg je strijd. Afkraken en zo, zo is iedereen aan het vechten met zichzelf, de een roept politie, de ander ook. Als je iemand ziet lopen met spijkers en zo je denkt wat een vreemde vogel, dan denkt die ander wat een kerkrat of zo.
Bovenstaand relaas hardop lezen en dan in een deuk van het lachen vallen!
*Irriteer, irriteer* Jeetje mensen, kunnen we misschien ook back on topic en op de inhoud van de gedichten gaan reageren? (Zoals een paar heel wijs dit al deden.)
Aan dit persoonsgerichte geneuzel heeft helemaal niemand iets. En dan bedoel ik ook echt helemaal NIEMAND!
Ben het roerend eens met Laura.
Vrijdag vloog ik van Wenen naar Milaan;
en ik had bijna een paar schoenen gekocht op de airport van Wenen. Hele mooie donkerbruine instappers, met een blinkend metalen gesp en een beetje puntig qua vorm van voren. Zaten als gegoten en combineerden heel mooi met mijn midsummer night blue jeans van Jacob Cohën.; enkel als ik liep dan kwam mijn rechterhiel te hoog en los naar boven vond ik. Toen begon de verkoopster me het verhaal te vertellen dat zij dat bij dat soort schoenen ook altijd had en dat ze dan wat watten in de punt stopte, zodat haar hiel wat meer naar achteren kwam.
Verkooppraat dus; en ik gaf ze beleefd terug. Zo kan ik ook niemand willen dwingen dit gedicht wel of niet voor goed te willen bevinden. Er staat wat er staat. – hoewel dat ook weer niet …. helemaal waar is.
Ik denk: Adolf Wölfi, zou wellicht gereageerd hebben met:
“Bist Du noch nicht, ei nun so werde: Ich zünde an das Licht”
Maar ik ben geen Adolf Wölfi, ik ben Ruud Poppelaars.
Samenvattend: verkooppraat. Dwingen?
Waar wilt u naartoe?
Over het gedicht.
In mij is een wereld; en die bestaat uit kristallen; soms willen
die kristallen wel eens wat vreemd of extreem uitbundig groeien. En dan probeer ik ook nog soms te lopen op het licht dat die kristallen geven en me daarbij niet te gedragen als een haas in het donker. Hoewel dat soms ook weer wel moet.
Een en ander heeft ook te maken met een geheime wereld in onszelf. Daarom o.a. is niet alles wat er staat, ook, wat er staat.
Het gedicht. Speelt zich voor een groot deel af in en rond een bekende badplaats, Nieuwvliet, waar het land van de Verdronken Zwarte polder huist. Vandaar dat ik een kritiek als wiebelig ergens ook als een groot compliment ervaar. Golven en kristallen; die mooie, maar ook gevaarlijke combinatie. Scheppen, terugnemen, scheppen, terugnemen, enz.
Vlak voor Pasen was ik in Como en was een van de eersten
die de expositie mocht bewonderen in Villa Olmo met werken van de Brueghel Dynastie.
Dat is alleen maar scheppen scheppen scheppen. Prachtig. Maar als dichter neem je soms terug; Een schilder is eerder eb of vloed; Een dichter is veel meer eb en vloed tezamen.
In het gedicht schrijf in me los en vast aan de liefde –mijn liefde- op de eerste plaats, maar binnen die liefde
neem ik ook een aantal bekende dichters mee; en dat zijn o.a. Ungaretti, maar ook Paul Celan, maar ook mezelf; De roos en de haven zijn niet alleen fysiek belangrijk voor mij,
maar ze zijn ook een gecamoufleerde ode aan Ungaretti.
Zijn gedicht: Il Porto Sepolto (1916) dat verwijst naar Alexandrië – de bedolven haven- en het Ptolemaeïsche tijdperk neem ik als een poort voor hem mee. Hij zelf kan het immers niet meer.
En zo staan er tal van naar mijn mening mooie verwijzingen naar grootheden. Voor mij is het persoonlijk een heel belangrijk werk en ik wil best bekennen dat ik heel trots was toen een Vlaamse uitgeverij dit gedicht
opnam in een verzamelbundel, in januari van dit jaar.
Bedankt voor de reacties uiteraard.
hallo Ruud, waarom al die verklaringen? aanvaard! gewoon kritiek!
een prettige dag,
groet Diana
Ik heb jou nog nooit een gedicht zien uitleggen Ruud in de begin periode van dichten doet iedereen dat weleens in de hoop dat het gedicht dan beter wordt begrepen.
Maar dichten moet men aan voelen begrijpen.
Niet uit leggen toch?
groetje ,
eliZe