om de waarheid – sunshine tenochtithlan

‘Vergeef me dat ik hier ben,’ zeg ik tegen
de zon, die me al haar sterflicht toont.
Gelaten gaap ik de nacht uit mijn haar,
bederf plannen voor een ontbijt met
dikke ogen. Ik heb er geen zin in vandaag,
besluit ik. Naast mijn bed zie ik de koude
walmen van de vorige avond nog liggen.
Laat ook maar, wat kan het me brengen?
Prompt voel ik het krampen aan mijn
voeteneind. Ik val per strekkende meter.

Ik hoef me niet aan te kleden; de zure
ochtendruft van de ongewassen pekel
doet de fijne mist op de nog net niet
gevallen bladen bleker schijnen dan
een helder hoofd voor mogelijk zou
hebben gehouden. Het bonst benauwend
op mijn tong. Water! Om me heen kijkend
probeer ik me het geluid te herinneren
dat daarbij hoort. Niets. Ik haal maar eens
een stevige rochel op; ook dát smeert.

Uit het raam zie ik in de dode flarden daar
ver weg de vage contouren van de snode
stilte. Het leven afgegraasd, herkauwd,
gefermenteerd, uitgemolken. Nee, geen boer
die hier aan te pas komt, het heeft zichzelf
ingezeept, zo makkelijk gaat dat. Ik weet
al geruime tijd hoe moeilijk het is mijzélf
eraan te ontworstelen. Beetje bij beetje is het
me bekropen; onder de huid kan ik het
blauwbekken echt niet langer meer negeren.

In het vale licht stommel ik met voorzichtige
stappen naar beneden. Onderweg handel
ik in stofwebben en spin er een eigen
weefsel van. Misschien om er later dieper over
na te denken, maar niet nu. Buiten wil ik zijn!
De regen uit het gras trappen! Op blote voeten
verlaat ik de voordeur. Het slaat opgelucht
achter me dicht. Dáár moet ik zijn!

Wie moest ik wezen?

Om de waarheid te zeggen: zonder sleutel
op zak is het trouwens nog knap k.u.t. hier.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Recente bijdragen

Recente reacties

Cookies?
Cookies = OK