nette jongen – hans goudart

Toen ik een nette jongen was…
nooit een onvertogen woord,
al zag je mij niet in de kerk.
Een kont noemde je zitvlak, achterwerk.
Mijn lief: Locomotiefje, stoomgemaal.
Haar lijf een glimmend, glanzend ketelhuis.
De daad verwerd tot heimachine-metafoor.
Toen was de kleine dood een soort fabriek:
Piepen, kreunen, sissen,
stampen, schokken, spuiten.
Men stond niet stil bij vochtverlies
Dat bleef er netjes buiten, want dat was vies.
Dat vonden ze niet kies,
toen ik een nette jongen was.
Tegenwoordig is mijn taal veel explicieter:
Hij is veel kutter en veel tieter.

Laat een antwoord achter aan Jan Holtman Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Recente bijdragen

Recente reacties

Cookies?
Cookies = OK