mijn tweede gedicht over charles bukowski – hans van willigenburg

Aan het einde van de dag zit ik in mijn luie stoel,
mijn laptop op schoot.

Ondertussen houd ik de verzamelde gedichten van Charles Bukowski,
vijfhonderdachtenvijftig pagina’s dik
en samengebonden in een hardcover,
in mijn handen.

Er schiet me niets te binnen, anders dan de gedachte
dat het werk een indrukwekkend gewicht heeft
en de daaropvolgende gedachte is
dat elke verheven gedachte,
bijna á la Bukowski,
uit blijft.

Helemaal genoegen nemen met alleen dat en naar bed gaan,
kan ik niet.

Maar voor het aanprijzen van ’s mans werk
tegenover dove poëzieprofessoren
is het te laat.

Voor een verdedigingsrede van zijn door auto’s en bier en hoeren
verkregen humaniteit
ook.

Voor het in perspectief plaatsen van zijn poedelnaakte dronkenschap op de studiovloer van een Franse talkshow
evenzeer.

Ik leg me erbij neer.

Opstaan.
Plassen.
Uitkleden.
Slapen.
Dat is voor Charles, bij nader inzien, lofzang zat.

Reageer