mijn kosmologie – hans van willigenburg
Wat was vandaag anders dan een lange ademhalingsoefening
van de onveranderlijke soort?
Een vordering in tijd door mij op dromerige wijze
met niet ter zake doende daden
luchtig onderstreept?
Ik bereed er wegen, die ik altijd berijd.
Ik ging er deuren door, waar ik altijd doorheen ga.
Ik sloeg er hoeken om, die ik altijd omsla.
Ik bedacht er dingen, die louter reflexen zijn.
En nu, aanbeland aan de rand van de nacht,
zie ik autolichten door mijn blikveld glijden,
het soort autolichten dat daar een patent op heeft:
helwit van voren, gedimd rood van achteren.
Achter het raam zittend, met een wijnfles in de hand
waarop het mij vertrouwde etiket te vinden is,
ben ik slinks onderweg dit gedicht te verlaten,
want er is een ondergrens aan de grootte van de kosmos,
die binnendringt op het dienblad van mijn algemeenheden.
Nu smeekt mijn eigen kosmos om een verfje!
Slap in de benen beraad ik mij in een naastgelegen stoel
op een daad van reële onderscheidingskracht.
Geef een reactie