* – martin m aart de jong
Vannacht dacht ik nog even om tijd
te overleven om de spijt te wassen
van mijn lijf mijn laatste flessen
leeg te drinken en te zwijgen tot
het krijt zich los zong van mijn
botten. Vogels daalden op mij neer.
Ik kon niet schieten dus ik floot
alsof ik een van hun was en we
stoven op omdat het zo was
afgesproken, zweefden rond
boven de stad in felle
vluchten door de lagen
van de hemel pikten fluks
wat kruimels brood
en eindigden de dag
in bomen. In mijn boom
hing een gedicht.
omdat het zo was afgesproken….tot daar vind ik het gedicht spannend. Wat daarna komt valt een pietsie tegen met die zweefvluchten en broodkruimels. Beetje een fel brandende kaars die ineens geen zuurstof meer krijgt.
Beduidend beter dan het bovenstaande!
@ Jan Holtman.
Je schreeuwt, maar je zegt niets over het gedicht. Wat heeft de dichter te maken met ‘bovenstaande’ werken?
Je probeert zelf een veer in je reet te krijgen Jan ook al denk je dat je er 1 uitdeelt.