Ik stond je tegen,
ik hield je vast,
ik droeg je naar het hoge land.
Tegen watervallen op,
tegen stromend strovuur in,
langs de sluipende nacht,
ik joeg je naar het droge land.
In de tuin loopt een bonte patrijs
die zich aanstelt voor de hommels
in het sissende sap van de bloemen.
Kom bij me terug.
Breek de struiken uit je lijf,
drijf het leven in je buik,
mijn liefste, doe het vlug.
Reageer