Als dichter zat-ie de hele dag te mieren:
Wikken, wegen, woorden tellen, kruidenieren…
Als kerel ’s avonds dronken,
stak-ie hem zonder na te denken
in de meest verdachte kieren,
in de duisterste spelonken.
Zo ging het jaren goed,
het schrijven zat hem in het bloed.
Hij schreef zich letterlijk de vellen.
Hoge verkoopcijfers, prijzen, onderscheidingen…
niet meer te tellen.
Roem en eer en geld: Hij was een held!
Zo liep het jaren lekker
met zijn woorden-winkel.
Als-ie zich van zijn dagtaak had gekweten,
zoop-ie zich klem;
zat-ie zo de rente van zijn reputatie op te eten.
Stak-ie hem zonder omhaal even later
in de meest verdachte spleten.
Toen bleek:
Hij had een vreselijke kwaal onder de leden;
iets wat je niemand gunde.
Zijn dood was al met al een ware aderlating
voor de vaderlandse letterkunde.
Reageer