hij snurkt
eentonig maar vastberaden
het zacht zingen van de zaag
onderbroken door een diepe zucht
zijn logge lijf buikt uit
toonbeeld van te veel, te lui, te weinig
een drup kwijl ontsnapt
sneuvelt in zijn harige kin
vertederd aai ik zijn stoere snor
het snurken gaat over in zacht gespin
Reageer