Om mijzelf wat op te beuren
bedenk ik mij wat ik allemaal
beter kan dan een ander, dan
trekt de dag weg uit de huilende straten.
Zo zet een zeker evenwicht zich in.
Ik ben gevangen achter helder glas.
De bewaking loopt weg naar een lagere
plaats, en wij eindigen op een eiland.
Wie tikt er nu weer op mijn wangen
van porselein? Ik hef een gezwollen
vuist naar het water, de zee die aan-
rolt over land, overmoedig als een veilig kind,
stompzinnig en speels als een jonge hond.
In mijn jaszakken waaiert de verf van gisteren:
grijs met glans en bijdehand.
Ik ben ter goedkeuring voorgelegd
aan de slagers in de straat.
(Of: Sorteer mijn dagen maar op kleur
als U dat zo goed schijnt te kunnen)
Om mijzelf wat op te beuren
bedenk ik mij wat ik allemaal
beter kan dan een ander.
Ik ben gevangen achter helder glas.
De bewaker loopt naar een lagere plaats,
doet ergens beneden een plas.
Ik groei naar het water.
Het water wijkt niet voor de wereld,
de wereld groeit in het gras.
In mijn jas is de dag nog warm,
nog warmer dan hij was.
Ter goedkeuring sta ik open
voor de slagers in de straat,
grijs met glans en bijdehand.
Door kleuren overmand
gebruik ik het verstand.
In zo weinig woorden de grauwheid op de lezer overbrengen, op zo’n originele manier: Eelke, je blijft goed!