zijn kloppende pik
tegen de ritssluiting
in haar
huist de man zonder hart
die haar de liefde ontzegde
voor hem zou ze haar gedichten opeten
haar schrijfhand afhakken
een sluier dragen
zijn geloftes drinken
in ruil voor zijn
vlees en bloed en sperma
heb het hart eens
denkt hij
op haar lippen het schuim
van de cappuccino
op zijn ziel
het eelt van de afwijzing
en daar is de afkeur, het afwijzen, de ingehouden maar gegronde haat, de woelende gravende diepe ellende. Er komt nooit een eind aan, een mens heeft voor altijd zijn geheugen …