mijn ene taal was
dialect en de andere andersom
en de rode kever 1300 was grens
en de blokjesplaid achterin niemandsland;
bekeek ik de wereld vanonder
het authentieke wedstrijdbiljart
in opoe’s café op geschaafde knieën
in de geur van doorgekookte spruitjes
twee werelden:
de ene opa vernietigde zichzelf met drank
en de andere werkte zich dood
en ze zaten beiden in mij, wist ik
in de sloot achter school
zocht ik salamanders
rende dansend over het trilveen
met natte voeten en werd ik
nooit gekozen bij de potjes voetbal
verplaatste ik mij onzichtbaar
misselijk van angst
voor jongens met harde stemmen
en sta ik niet aan, maar op de zijlijn
met een troosteloos vlaggetje in mijn hand
schreeuw ik vanuit veilige haven:
zie mij en aanschouw mij! hier ben ik! Uw grensman!
en hunker ik evengoed naar stilte…
breekbaar
en daarmee erg mooi.