Zij liet mij een foto zien:
Twee jong volwassenen, nog half kind misschien,
doen alsof er geen flits is
terwijl hun ogen het tegendeel bewijzen.
Zij poetsen schoenen.
De foto is licht bewogen:
Alsof zij dichter bij elkaar zitten
dan werkelijk het geval was
maar toch ook verder uiteen
dan zij zich nu zullen herinneren.
Hoewel hun ogen het tegendeel beweren.
De foto verstoft en gaat vast eens verloren, zei ik,
zodat ik later misschien beweer
dat hij tijdens de afwas gemaakt werd,
of zomaar ergens, ooit, niet eens van hun.
Zij begreep dat wel.
Vind dit een erg mooi gedicht.