ooit dacht ik nog: wij zijn zo dik
met elkander verknoopt dat het
erom hangt of we zouden de lussen
zomaar voor de lusten inwisselen
onafscheidelijk regen wij onze
levensdraden door de lentesapstroom
van ons onbemiddeld verbinden
met de toekomst die ons toekwam
verweesd verleden werd verklaard
tot een ver lijden maar toch
jij en minzaamheid bleken groter
van gewicht dan zelfbewust gewild
het was je niet genoeg
toen jij je liefde over mij zo schattig
uitstortte en ik daar zo dronken van
onder bedolven raakte kraakten onze
beenderen zwoegend in al hun beluste
voegen onder ons weg naar de diepten
van de hellingproef tot een weke plof
ons met ziekmakende golf uiteenspatte
tussen de gloed van papaver en netelroos
nu lig ik hier getorst en gebroken
met de benen uitgezaaid en ingezet
op vers verloren bandeloosheid
een doorgelegen brand in het hiaat
de blik gericht op het blinde blauw
waar niets meer rest dan liggen
ademen en vooral onhoudbare stilte-
dromen achter knipperloze klets
Reageer