Naast de ingang van het ziekenhuis bewateren dronken werklui de struiken.
Als ik passeer geven ze de welvaart van alles de schuld.
En mij, godbetert.
Dat vraagt om een gebaar, want één van die mannen is mijn vader.
Ik bied ze een nier, ze willen sigaretten.
Een nier kan ik missen, sigaretten niet – alsof mijn vader dat niet weet.
Ik heb zijn lichaam geërfd.
De dokter roert het soepje dat hij voor me kookt.
Dubbelgetrokken bouillon kan je redden.
Of anders die vette, bruine pillen, met hun nasmaak van kolenstook,
Waar je pik van verschrompelt.
Het is hem om het even,
Als ik maar weet dat de soep ambachtelijk is.
Er zitten paddenstoelen in en de teennagels van de vorig patiënt.
Er hadden spinnen in kunnen zitten, of overreden kat,
Dat was hetzelfde geweest,
Maar vorige patiënten zijn er hier in overvloed,
En als de dokter zegt dat ie nagels nodig heeft,
Omdat die levens redden,
Dan zijn er maar weinigen die hem tegenspreken.
Dus waarom verder zoeken,
Als het toch maar gaat om de walging,
Bron van geneeskunst.
Wie niet meer walgt, wordt doodverklaard,
Waaruit volgt dat je alleen walgend midden in het leven staat,
Dát zijn de regels van het huis –
Het is een theorie, niet slechter dan een andere.
De dokter heeft opgelet bij de lessen sociale vaardigheid.
Delphine Lecompte is in de stad, babbelt hij,
Geestverruimend, grensverleggend prijsdier dat gedichten leest,
Het kan wel wat voor jou zijn.
Ik hoor hem wel, maar kan het idee niet vasthouden,
Want de soep smaakt naar mijn moeder,
Dus ik ben ten dode opgeschreven.
Ik heb haar recepten geërfd.
Volgens mij zijn sommige mensen dringend toe aan een fijne, lange vakantie op een eiland zonder wifi.
Hoe meer ik op De Contrabas kom, hoe meer ik ervan overtuigd raak dat ik normaal ben, haha!!
OK, begrepen. Tegelijk gereageerd. Ik neem aan dat jij een normaal mens bent, itt de ‘mensen als breukers’? 🙂
Overigens de uitspraak “Er is niets grappigs aan, maar oh, wat moeten ze er met elkaar om lachen” kan ook getuigen van een sociale stoornis, ongeacht wie er gelijk heeft.
Doe er ook even een verwijzing bij naar dat wetboek waarin staat welke gedichten en grappen goed en slecht zijn. Ik vergeet het steeds namelijk, en dat is erg lastig in de confrontatie met de autoriteiten op dit gebied.
Mensen die in hun eigen wereldje leven. Een wereld waarin Janus Duprie bovenstaande kan zeggen en mensen als Breukers daar dan heel hard om lachen. Terwijl normale mensen denken: que?
En wat heeft een slechte smaak precies met autisme te maken?
Een ander kenmerk van slechte dichters: de autistenhumor. Er is niets grappigs aan, maar oh, wat moeten ze er met elkaar om lachen.
@Alsa
Volgens mij ontbreekt bij 95% van de fietsenmakers vakmanschap.
Overigens ben ik de meest creatieve fietsenmaker, die ik ken.
Ik bedoel dat bij 95% van de dichters vakmanschap ontbreekt. Ze zouden nog geen sonnet kunnen schrijven als iemand ze een pistool tegen het hoofd zette.
(Het feit dat Pollocks werk eigenlijk alleen genietbaar is/tot zijn recht komt in een specifieke setting, maakt hem m.i. meer een interior decorator, maar dat is een andere discussie.)
Ik blijf dat een rare redenering vinden. Vrijwel niemand kan schilderen als Rembrandt of Van Gogh – inderdaad – maar maakt dat gegeven dan van een Jackson Pollock een prutser of een poseur? Elke stroming/richting in kunst en literatuur levert, zeker bij nader inzien, voor 95% bagger op. Dat ben ik wel met je eens. Dat is kennelijk nodig om een paar sterren extra te laten schitteren. Ik denk dat Lecompte er daar één van zou kunnen zijn.
Duidelijk, en mooi dat ze jou inspireert.
Ik ben vooral zo fel omdat ik haar als de zoveelste uitwas zie van wat de meeste dichters kenmerkt: pose, bedachte nietszeggendheid. Zij wordt de hemel ingeprezen terwijl gedichten met een kop en een staart, helder taalgebruik en (god forbid!) rijm volkomen genegeerd worden.
Simpel gezegd: iedereen kan wat Delphine kan, vrijwel niemand kan wat een Wordsworth of een Roland Holst kan.
Eerlijk is eerlijk, ik vind je opmerking wel erg geestig, Alsa. Maar voor de duidelijkheid: de gedichten van Delphine Lecompte grijpen mij wel aan. Haar poëzie is voor mij levensecht, het schuurt en wringt op een prachtige manier – ik zou willen dat ik het zo kon en durfde. Ik kan overigens goed begrijpen dat haar gedichten niet bij iedereen hetzelfde effect bewerkstelligen, zoals dat bij kunst wel vaker het geval is. De discussie die er hier over gevoerd wordt staat me niet echt aan. Jij en sommige anderen vinden ’t niks, ik en sommige anderen vinden ‘t prachtig. Tja, dat schiet niet op. Mij inspireren de gedichten van Lecompte in elk geval om eens wat verder te kijken in m’n kop.
Dat is de kracht van Delphine: dat je niet weet of dit een parodie is, of een eerbetoon!