de val van prometheus – joost van gijzen
het beeld zit in de steen
en de beeldhouwer houwt het
eenvoudigweg uit
maar hoe moet hij, de dichter,
in dit wit iets vinden over
dat eerste gezicht, die zwarte ogen?
hij kan het sonnet met
elke vergelijking beginnen:
een gezicht waarvoor een man
bereid is steden op te offeren;
ogen van een
binnenlokkend donker –
aan het eind van het octet
worden Helena en gevaar
vergeleken met háár
de poëet wil een Prometheus zijn,
die vruchten uit het vuur van
inspiratie naar de mensen brengt
en in frustratie
met een aangevreten lever
de cafés afgaat
Dichter langs de bar. Maar ze pikken niets van je. Het is toch een lijdensweg, vooral in Leiden.
Drinken in Leiden is als dronken naar bed gaan met een vrouw. Je herinnert je er niets van, en kunt er ook geen gedicht over schrijven.
Dat gezegd hebbende – kunnen wij als leden van het Leidsch Gilde eigenlijk tot aan het laatste oordeel (december van dit jaar, en anders iedere keer één jaar verlengd) ‘op rekening’ drinken bij de WW?