Een marktkraam op een plein vol stof,
een rochelende man op een plein vol stof,
oh, ja en een cementmolen
– hij draagt mijn naam,
hij draagt mijn stropdas,
hij draagt mijn graf –
in het dorp van leem.
Tegen voorbijgangers vertelt hij fabels
over rooksignalen, om geld vragend
en superhelden met gereedschapskisten.
Een vrouw met inktgezichten
herkent de omheining, die ik timmerde
uit halfaangehoorde bedes
en ook zij legt bloemen
en ook zij wast mij schoon
en ook zij zegt: “Slaap maar, mijn jong!”
Reageer