Geremd worden is een zegen.
Een touw om je nek,
een klauw in je bek,
en op de wegen
staat een file richting zee.
Meegaandheid komt mee
met de oostenwind,
een klotekind begint te krijsen,
beseft nog niet de vaderlijkheid
van een kinderslot,
ineengeplofte duinen,
van waarschuwingsborden in de branding,
‘Te betreden met gevaar voor eigen leven.’
Geremd worden is een zegen.
Een touw om je nek,
een klauw in je bek,
en op de wegen staat een file richting zee.
De onmacht drijft mee op de oostenwind,
blijft liggen in de regen.
En altijd is de zee gestegen.
Achter het kinderslot brult een waarschuwingsbord:
Te betreden met gevaar voor eigen leven.