De aarde is
gestold vuur
trillend in zijn binnenste
is het nog vloeibaar
en doorlopend in ontbranding,
dier en mens
leven als de aarde zelf.
Zijn de levende wezens
niet alle zuchten
van de bruisende vuurbol
die de aarde is?
Zo bezien zijn zij
hiermee vervlochten
is ieder leven een ademtocht
van het rondwentelende gas
dat zich met de elementen verbindt.
Het innerlijk vuur
is als geen ander
dit brandt onzichtbaar,
verborgen in de etherische
“mens-wolk”.
Hier is de mens’ zijn
verzwolgen in een buitentijdelijke vorm,
wervelende cirkels en ovalen
grijpen als zeepbellen in elkaar
en blijven op onverklaarbare wijze bijeen.
Aan een specifieke trilling
van het goddelijke
ontleend een individu
zijn persoonlijkheid
hierin ligt bepaald
de ruimte van zijn geest
die ademt en beweegt
in kleur.
In het pure zijn
dat doorschijnend
als een vernis
over de materiële wereld ligt
danst de geest,
fantasmagorisch.
Tja, daar ging ik toch wel iets te ver mee, met de werkwoordsvorm. Ik blijf achter dit gedicht en mijn commentaar staan.
(A)aan een specifieke trilling
van het goddelijke
ontleend een individu
zijn persoonlijkheid
hierin ligt bepaald
de ruimte van zijn geest
die ademt en beweegt
in kleur(.)
Daar ik het toch als een zin heb gepresenteerd, heb je gewoon gelijk, dan valt het geschrevene onder de algemeen geldende regels van de grammatica. Mijn regels komen meestal voort uit volzinnen, eerste notities, waarin je een idee vorm geeft, hier ga ik aan sleutelen en zo is deze tekst ontstaan, waarbij in deze hoedanigheid de persoonsvorm aangepast had moeten worden. Bovenstaand hoe ik het had moeten presenteren.
Hierbij, nog even een enkel commentaar in relatie tot de persoonsvorm. Voor mij is iedere regel een aparte wereld, hier faseer ik de tijd.
Beste Eelke,
Je hebt gelijk waar het hier de persoonsvorm betreft; het is inderdaad het voltooid deelwoord (hier heb ik mij vergist); maar het gebruik daarvan hier is volkomen in orde, waarom niet? Het is niet grammaticaal onjuist, daarbij staat het mij vrij eender welke vervoeging te gebruiken eender in welke tijd.
Wel verbaas ik mij wat over de mogelijk toch al te felle reacties, maar het gaat mij ook aan het hart. Ik heb het ondanks de toonzetting van een en ander toch als een heel educatief en uitdagend proces ervaren, jullie commentaar. Je gaat toch onderzoeken, hoe had ik het ook anders kunnen stellen.
Ik ben wellicht wat vooringenomen, dit daar ik ook al jaren (27) gedichten schrijf en deze in het verleden ook regelmatig heb besproken met neerlandici. Men is nooit te oud om te leren, raadgevingen worden positief opgevat en het zou prettig zijn als het commentaar opbouwend is.
Waarom heb ik het gedicht zo gesteld, in deze vorm?
De vorm brengt je er (m.i.) toe de inhoud te overwegen, mij viel het op dat zoals het gesteld is, je een gevoel krijgt of de woorden even in beweging komen, of iets in beweging brengen; dit vond ik persoonlijk de grootste kwaliteit van mijn gedicht.
Verder wil ik mij inzetten voor de vrijheid van het woord, de toepassing hiervan. Wie behoort het woord toe…? Wat is een gedicht…?
Dat zijn natuurlijk interessante vragen. En wat pretentie betreft, is mogelijk een ieder iets te verwijten die zich op een iets te “alwetende” wijze uitlaat.
Hoogachtend, Joost de Jonge.
Wat betreft de komma’s betuig ik trouwens mijn innige deelneming.
Nog even @ Joost de Jonge. Wat jij hierboven beweert over jouw gebruik van het woord ‘ontleend’ klopt niet. Het tegenwoordig of onvoltooid deelwoord luidt ‘ontlenend’. ‘Ontleend’ in de vorm zoals jij die voorstelt is het voltooid deelwoord. Dit alles is echter weinig relevant, omdat je in dit gedicht niet een deelwoord maar de persoonsvorm moet gebruiken, en dat is ‘ontleent’.
Here endeth the lesson. Eruditie my ass.
redelijke = redelijk
@ admin. Ik ben niet beledigd. Stuur me je mailadres, dan leg ik nog eens precies uit wat een retorische vraag is. Het is in ieder geval niet een vraag die ik stel, waar jij het antwoord al op weet.
Verder is dit gewoon niet goed, dat had ik misschien meteen moeten zeggen. Maar ik dacht, kom, ik geef de dichter een kans, misschien speelt hier iets wat ik niet zie. Niet dus. Ik heb geen redelijke geformuleerde uitleg kunnen vinden, alleen een hoop gekakel en wat quasi-diepzinnige cryptiek.
Inderdaad. Daar heb ik niets aan toe te voegen.
Het is de kunst de lezer mee te laten zijn in het verhaal. Er zijn mogelijkheden te over om dat te doen en juist dat gebeurt hier niet. Een stelling maakt nog geen gedicht.
‘De oorzaak zit hem in de eerste regels, waarbij de lezer als het ware de waarheid van de schrijver in de maag gesplitst krijgt’
Daar ben ik het niet mee eens. Ik vind het verder ook geen goed gedicht, maar een begin als ‘ik vind’ of ‘het lijkt wel alsof’, dat is toch veel erger? Een gedicht is altijd een stelling, een Waarheid. Of het dan ook écht waar is, is weer een ander verhaal.
Dichter = roepende, misschien wel in de woestijn.
Hallo Joost,
Dit vind ik als gedicht helaas geen goed gedicht. De oorzaak zit hem in de eerste regels, waarbij de lezer als het ware de waarheid van de schrijver in de maag gesplitst krijgt. En dat verandert naarmate het gedicht vordert ook niet. Het maakt dat dit geen gedicht is, maar een mededelen van. En dan heb ik het verder niet eens over inhoud en/of poëzie.
Met groet, Lilian
Beste Arjan,
Eelke noemt iemand prutser, de admin zegt ook iets in die trant.
– Onder de gordel zit en is iets anders. –
Je gaat naar mijn smaak toch te ver hiermee, zeker de onder de gordel uithaal naar Eelke; dat is belachelijk.
Als admin, redacteur en moderator van een ‘Tijdschrift tegen alles omdat niets beter is’ kan ik je reacties uiteraard begrijpen 😉
En ja, velen moeten hier een plek kunnen krijgen.
Maar waar het om gaat: laat het niet een ’tijdschrift voor alles omdat het pure niets zijn in de wolk ook beter is’ worden.
– We zijn het oneens! –
We waarderen jullie bijdragen en de nieuwe inbreng van Joost ook.
De ene dichter met zijn tot in de puntjes doordachte perfectie en de andere dichter met zijn inhoud.
Eelke valt af en toe op, als slecht lezer. Zo wat?
@admin: Ik beticht niemand van meeloperij of prutserij. Ik waardeer Krakatau ook zeer omdat het naar mijn mening uniek is in haar soort als – bovendien wederzijds onbezoldigd – platform voor dichters en dichtenden van allerlei pluimage. De redactionele drempel is lager dan bij de literaire tijdschriften en (daarmee) de publicatiefrequentie vele malen hoger. Wat ik wel beweer, en waar Eelke het vermoedelijk mee eens zal zijn, is dat het onderscheidend moet blijven in die unieke categorie, en ik zou het bereuren als het af zou glijden tot de categorie van de gedichten.nl etc. sites.
Ik weet zeker dat je zonder meer begrijpt wat we hiermee bedoelen.
Beste admin,
Je hebt gelijk, Joost is niet zomaar een meeloper, maar een prutser van het extreem pretentieuze soort (we zijn het eens!). Lees dit gedicht en het erudiete commentaar dat hij op verschillende plekken bij elkaar hijgt er nog maar eens goed op na (aanrader: zijn beschouwing over de doorgestreepte regels van gerardus).
Verder vind ik dit jij ook wel een vreemde rol speelt in dit geheel. Waarom verdedig je deze lulkoek?
… ja nee sorry Meneer van Dale geeft antwoord, ik bedoel natuurlijk : … richt ik mij *tot* de redactie …
Beste Arjan,
Dank voor je bezorgdheid.
Je kan veel zeggen, c.q. schrijven, maar Joost is niet zomaar een meeloper, een meedichter, een 13-in-een-dozijnprutser.
– Een ander licht kan raar vallen, maar het schijnt. –
– Een ander licht kan raar vallen, naar het schijnt. –
– Een ander licht kan raar vallen, zo het schijnt. –
– Een ander licht kan raar vallen, dat het schijnt. –
– Een ander licht kan raar vallen, als het schijnt. –
Joost, jammer dat je er blijk van geeft dat welgemeend commentaar aan dovemansoren gericht is.
Als alternatief richt ik mij aan de redactie van Krakatau, met het verzoek om zaken die op dichtlekkermee.nl thuishoren hier niet toe te laten.
Een welgemeend commentaar hoeft nog niet juist te zijn. Heeft ontleend aan, wordt geschreven met een d (vervoegt men), het betreft hier een onvoltooid participium/deelwoord; uit de van Dale: ‘die vormen van het werkwoord welke uitdrukken dat men zich de werking als niet-afgelopen voorstelt’.
Of er taalkundig gezien van een “eindkomma” (dit woord is in de Dikke van Dale onvindbaar) kan worden gesproken, is naar mijn mening zeer discutabel. Wel wordt er hier naar verwezen in relatie tot het werk van programmeurs, het vakgebied waarbinnen u zich beweegt. De komma geeft in de eerste plaats gewoon een rust aan en is er in de tweede plaats om syntactische delen binnen een volzin van elkaar te scheiden.
Uw commentaar is in ieder geval onjuist, voor zover het de grammatica betreft. Wanneer wij andere invalshoeken in ogenschouw nemen, dat is te zeggen er zoiets bestaat als dichterlijke vrijheid; dichterlijkheid.
Hier bereik ik in ieder geval de eindlijn van ook mijn welgemeende correspondentie m.b.t bovenstaand gedicht.
@ Joost de Jonge: uit uw reactie blijkt een hoop literaire of kunstzinnige pretentie, maar u weet die in dit geval niet waar te maken. Toch bedankt voor uw reactie, ik heb er smakelijk om kunnen lachen.
Joost, de kritiek is opbouwend en constructief bedoeld. Als het mij niet zou interesseren zou ik niet reageren. Dat geldt m.i. ook voor anderen die reacties plaatsen.
Een tekst wordt niet een gedicht *vanwege* de vorm en de plaatsing van afbrekingen en witregels. De inhoud en al dan niet impliciete zeggingskracht wegen minstens zo zwaar. Er zijn prozastukken genoeg die juist door hun taal al poëzie zijn, ongeacht de vorm.
Naast de door Peter genoemde fout, is de interpunctie ook relevant. Je gebruikt bijv. eindkomma’s, maar niet consequent, met als gevolg dat het ontbreken hiervan daar waar je ze wel verwacht op zijn minst als hinderlijk wordt ervaren.
Je maakt veelvuldig gebruik van woorden en beelden die weinig suggestief zijn – bruisende vuurbol, specifieke trilling, innerlijk vuur, e.d. – en daarmee snel clichématig klinken. De vele adjectieven benoemen iets – wervelend, rondwentelend, materieel, onverklaarbaar, buitentijdelijk, etc. – dat veel sterker zou zijn als het verbeeld werd in – minder archaïsche – taal met eigen invullingen van de gedachten, gevoelens, ervaringen, etc. die je wilt overbrengen.
Minder is meestal meer. En zeg het in een eigen – fantasmagorische – taal.
‘ontleenD een individu’ lijkt me toch echt niet juist..
Zoals de “admin” juist aangeeft is dit voor iedereen met enige kennis van poëzie begrijpelijk; een witregel duidt op een rustpunt, een ruimte voor concentratie op het stukje tekst dat volgt en derhalve betreft dit een retorische vraag.
De witregel of witruimte! kun je derhalve zien als open ruimte voor het voorstellingsvermogen van de lezer.
Over wat wel en niet tot de poëzie behoort verschillen gelukkig de meningen, maar ook hier zal enige eruditie behulpzaam kunnen zijn tot het vormen van een juist oordeel, alsmede een op het kunstzinnige of literaire gestoelde beroepspraktijk.
Voorts is het gedicht met voldoende aandacht samengesteld om taalfouten te vermijden.
Eelkes commentaar is terecht, vind ik.
De vraag die je inderdaad kunt stellen is: is dit een gedicht?
Een vervolgvraag is dan wellicht: heeft de tekst kwaliteit?
Mijn antwoord is in beide gevallen: nee.
Nog afgezien van de vele taalfouten die er in staan.
Anderzijds roept het bij mij wel beelden op van dansende Wu Li meesters en sleutelende zen-motorrijders.
Het is begrijpelijk, maar niet voor iedereen.
Het is geen retorische vraag.
– Waarom de retorische vraag? –
Een vraag heb ik niet gesteld, maar desgevraagd luidt die als volgt: wat voegt het opdelen van bovenstaande regels toe aan het verwoorden van de boodschap?
Het antwoord is volgens mij: niet zoveel. Maar ik laat me graag overtuigen door de dichter en zijn motivatie.
Waarom ik deze vraag stel: omdat ik het antwoord wil weten. Daarbij is mijn vraag niet filosofisch (wat je daar ook onder verstaat in deze contekst), eerder concreet.
Dit bevat ongetwijfeld diepe (Boeddhistische) gedachten over de eenheid en verscheidenheid van al wat leeft, maar ik begrijp niet zo goed waarom je die in dichtvorm zou willen presenteren.
Waarom de filosofische vraag?