de honger – tijl nuyts
De honger danst als een dwaallicht
in zijn ogen wanneer zij passeert.
Getooid met een kluwen
van twijfel trippelt zij nietsvermoedend
zijn blik voorbij
als in een trillend waas.
Terwijl hij zich met haar aanblik vult
ziet hij doorheen troebel water
hoe zij zich uitstrekt,
zich krult in troebel glas.
Hij ziet hoe zij smelt, opbrandt, uitwaaiert
en weggeblazen wordt als as.
Huilend kruipt hij dieper weg
in de plooien van zijn jas
om daar bedeesd te rillen.
Hij wou dat zij gebleven was,
dat hij zijn honger eindelijk kon stillen.
Aan dit gedicht kan nog wel het een en ander geschrapt en/of herschreven worden denk ik, Tijl.
Er staat teveel blik, teveel honger, teveel troebel, teveel beschrijving. De slotregels zou ik zeker weglaten.
Er kunnen nooit teveel troebels en hongers en blikken in een gedicht staan.