een gruweldicht
Voor Samora Methorst
I
de menner staakt hier in vlammend
steengruis speelt de stemmen
II
zij lacht om te glimmen in een
smuikende bruinglans de boren
te imiteren zij loopt met voeten
in de was van reutelen in harde
kauwgum ter veroordeling roepen
III
zij ademt de vadems van mijn
woorden zullen snoeven en blijven
zweten als ik om de hete tong tetter
het ingesleten pad voorga en achter
niet vrees te bespuwen in spuizucht
IV
maar zij spreekt als ik kom
berg de ballonnen vol levenslucht
tot schuilkelders waar het sneert
en dan verstart zij in haar wezen
vervormt van insect tot gruwel
V
de menner dicht en plengt wat water
verlaat de stage de voeten volgen later
Reageer