De slapen van mijn schedel schreeuwen moord
en brand. Haar silhouet draait in en om
een lijf dat vraagt naar meer. Gezond verstand
vervloekt haar geur, de kleur van blauwe ogen
die zoeken in de diepte maar er is
alleen de leegte die mij grijnzend groet.
Dan breekt de ochtend slaap en lopen wij
weer langzaam op de klippen van het keurslijf
waar nieuwe dag zijn maskers maakt en waar
wij lopen in de pas vergeten hoe
het was die dag in mei waar handen handen
beroerden, zachte huid ontbrandde in
mijn keel de adem stokte en jouw lach
naar binnen drong op zoek naar plaatsen waar
je blijven kon.
Reageer