of ik nog een keer langskom, vraagt ze
’t liefst op zondag, dan bakt ze appeltaart
ze veegt haar handen aan haar blouse
en schaterlacht om iets
dat uit het niets haar brein bespeelt
ze pakt – de hand van god – en streelt de kaft
dood, zegt ze, alle schrijvers zijn dood
ik ga nu slapen, geef jij de kat wat eten
ik slik op tijd mijn woorden in
Reageer