aan mijn ongeboren kind – maaike klaster
Nee, je bent er nog niet, ook niet in mij.
Al kan ik een lange tienerjongen mama
tegen mij horen zeggen. Bestaat zoiets?
Zien wij elkaar op een dag onder- of
bovenaan een trap? Heb ik zin om jou
te dragen? Mag ik mij zoiets afvragen?
Het spijt me dat ik mijn leven lang zo
stom ben geweest, maar ga vanaf
vandaag maar bij jouw vader klagen.
Die gedraagt zich tegenwoordig als de
kledingloze keizer. Ja, schat, net als jij
had ik een wakkerder iemand verwacht,
maar ook ik heb liggen slapen.
Weet je dat ik jou zag, in het echt? Al
zullen er mensen zijn die mij voor gek
verklaren. Dat doen ze waarschijnlijk
toch al. Jij reed op een crossfiets door
de fontein op het plein en keek om je
heen als iemand die het – godzijdank –
nog niet had begrepen. Ik lachte hardop
en dacht: ”Goed zo, jongen, laat maar
zien hoe het hoort!” voordat jij je
zeiknat en triomfantelijk omdraaide
om diezelfde route door dat uit de
grond spuitende water nogmaals, maar
in tegenovergestelde richting, af te
leggen. Je keek er zielsgelukkig bij.
Bij nader inzien werd jij helemaal niet
nat, niet van water, want die fontein
was er wel, maar jouw lichaam nog
niet, en die fiets moet ik nog kopen.
Het leven is mooi, lieve jongen, dus
dat wil ik jou dolgraag geven, maar
zonder jou vind ik er steeds minder
aan. Ga maar vast bovenaan die trap
staan, dan kunnen wij zien wie er
eerder is: jij beneden of ik boven.
Ga ook maar aan je vader vragen
waarom hij zich als zo’n ongehoorde
klootzak heeft gedragen. Je weet al
waarom ik zo’n verschrikkelijk
kutwijf ben geweest.
Recente reacties