aan een ster/ she argued – ton van ’t hof

In het begin schiep God de hemel en de aarde
− Mozes

Een waar gebeurd verhaal
misschien ook niet
misschien ga ik wel gekken
met eene zaak
, misschien
ook niet − of het contract ontbinden
en overstappen op een T-shirt met Fuck the Terrorists

bij gebrek aan beter, handdoek
over het hoofd en een pose aannemen
exploiteerbaar − zoiets is mogelijk
niet ongrijpbaar als een damp, maar aanslag

ketelsteen

Buigt u even? En is het dat waard? Ja
ik ben bereid tot uittreden
een quick fix − daar alleen al
zou je je over kunnen verwonderen
een geschubde miereneter, driemaal zo groot als die

die men thans nog op Java vindt
daarna met de Greyhound naar Darwin gereden

kristalhelder de variaties op het licht
en eeuwige vrede, big smile
didgeridoos − totaalspektakel zonder dogma
gelijk een hypothese die, tot slot, bewezen wordt

geacht

Het rationele handelen
beïnvloed door het pingpongballetje in de aars

en toen heb ik ervan gegeten
Het werd doodstil en ging sneeuwen
Wat is de verborgen zin van deze wereld? of
gelatenheid en het afstand doen van de begeerte?
ik ik hou van je − ah fuck it

laten we het veld in gaan, voltijd
dramaturg, dan doe ik de vormgeving van wat hangt
tussen droom en realiteit

en het acteren
de geloofwaardigheid, indirect − totdat
het niet anders meer kan

vertrouw me maar
een elleboogstoot en een karatetrap maken verlangen
mogelijk, of beter nog, bind je kruiwagen vast

aan een ster/ she argued

that some of our most difficult poets
are practicing ersatz thought
trying to take credit for grand philosophical gestures
& genre-breaking meta-creations

when in fact they’ve run out of things to say

We moeten praten, Dear Loneliness
veel van wat ons aan het lachen maakt, ontspruit
aan wat wij weten
        en anderen niet

Kom je/ Dat kan niet/ Waarom niet?
We wachten op Godot
Ah! (Pauze) Weet je zeker dat het hier was?
Wat?/ Dat we moesten wachten
Hij zei bij de boom (Ze kijken naar de boom) Zie je een andere?

Befaamde helden uit een ver verleden
het gedicht baart en verslindt
mannen vrouwen half wakkere horende kinderen
een oog te veel misschien, oog
        in oog − hoe gaat het met je?

Als de pan zich sluit, raakt het brein
in ademnood, tenzij je
een gaatje boort − uh-huuuuuuuuhhhh

Dan maar vertrouwen op een hint/ van Hermes
Vreemd, ik heb nooit bedacht hoe je een tijdbom moet maken
− Mijnheer, als u een poëem wilt schrijven, is dat wel het allerminste
wat u dient te doen, en dan
        tussen uzelf en uw beleving plaatsen

Historici onderkennen dat pas sinds kort/ als een hoefijzerboog
over de volle breedte van de voorgevel, verbonden
met ideeën over het bovennatuurlijke

Het regent steenen

en men vergelijkt onwillekeurig de nieuwe kunst
met die uit vroeger tijden, de kunst om niet

te sterven

geven in plaats van verwerven, het mystieke
        maar op zichzelf
voltooid, klaar − vind ik dat heel raar?

Zo was er eens een roodharige man
        die geen ogen had en geen oren
Hij had ook geen haar, dus roodharige was een generalisering
Hij kon niet praten, want hij had geen mond
En ook geen neus/ Zelfs armen en benen
        hij had ze niet/ Geen maag of achterwerk of ruggengraat
Nada darmen/ Hij had bijna helemaal niks!
Daarom is het volkomen onduidelijk over wie het hier gaat/ Juist
laten we het niet meer over hem hebben

In zijn gedicht “Zo was er eens een roodharige man” ondergraaft
Daniil Charms (1905) het concept van de destructieve doodsdrift en
verzwakt het tot iets zinvols en zelfs opvoedends. Om dit laatste is
het Charms vooral te doen en het vormt meteen de inzet van zijn
hele oeuvre. Door alles van de roodharige man af te nemen,
behalve zijn fallus, laat de dichter een dubbelzinnig gedicht achter:
niet alleen als een verwijzing naar de levenloze en repetitieve
mechanica van een spasme, maar ook − en daar zit hem de kneep −
naar de meest authentieke zelfbevestigende levensreflex. Wie het
leven zodanig kan doen laten verschijnen, is een monumentaal dichter
met een ongekende ontvankelijkheid, waarvan we moeten houden
als van onszelf.

Wees ervan doordrongen dat nakomelingen
als vreemdelingen zullen wonen in landen die niet van hen zijn
en dat ze slaven zullen zijn en onderdrukt zullen worden

vierhonderd miljoen jaar lang

zegt Mozes, terwijl hij het feest gadeslaat
Mensen lopen met vlaggen en posters over straat, vallen
in elkaars armen en schreeuwen hun vreugde uit
Voorbijrijdende taxichauffeurs en vuilniswagens claxonneren driftig
De hele stad wordt gek

Kennis van de geschiedenis van het leven is blijkbaar
        geen vanzelfsprekende zaak

Tiktaalik roseae
− wie kent hem niet?
    de vis met polsen
        tussen kwastvin en viervoeter in

Schrijft en zuipt

Reageer